Sjabloon:1963:HVI HET VERZAKEN

Uit Spelregels voor tafelarbiters

HET VERZAKEN. Art. 61 t/m 65

Artikel 61. Verzuimen kleur te bekennen - Informeren naar een verzaking.

In gebreke blijven om volgens art. 44 kleur te bekennen vormt een verzaking. Elke speler, ook de blinde 1), mag een speler, die niet bekent, vragen, of hij een kaart van de voorgespeelde kleur heeft, en mag verlangen, dat een tegenspeler zijn verzaking hersteld.

1) Afhankelijk van art. 43, De bewering, dat verzaakt werd, geeft geen recht op inzage van gespeelde slagen, behalve als dit volgens art. 67 is toegestaan.

Artikel 62. Herstel van een verzaking.

Een speler moet zijn verzaking herstellen indien hij deze gewaar wordt vóór zij voldongen wordt. Om een verzaking te herstellen, moet hij de kaart, waarmee hij verzaakte, terugnemen en met een kaart naar keuze bekennen.
De teruggenomen kaart wordt een strafkaart (art. 50), indien zij uit een niet-openliggende hand van een tegenspeler werd gespeeld. De kaart mag straffeloos worden teruggenomen, indien zij uit de hand van de leider of van een blinde 1) was gespeeld of een openliggende kaart van een tegenspeler was.
De spelers van de niet-overtredende partij mogen straffeloos elke kaart terugnemen, die zij na de verzaking, maar vóórdat de aandacht er op was gevestigd, hebben gespeeld.
De maat van de overtreder mag zulk een kaart niet terugnemen, behalve indien daarmee eveneens werd verzaakt. 1)
Een verzaking in de twaalfde slag wordt nimmer voldongen, maar moet worden hersteld, indien zij wordt ontdekt, vóórdat alle vier de handen in het bord zijn geborgen; de leider of één van beide tegenspelers, naar gelang het geval ligt, mag dan van de maat van de overtreder vorderen in de twaalfde slag een bepaalde mits reglementair juiste kaart van de twee overgebleven kaarten te spelen.

1) In dit geval wordt de teruggenomen kaart een strafkaart, indien die uit een niet-openliggende hand van een tegenspeler werd gespeeld.

Artikel 63. Voldongen worden van een verzaking.

Een verzaking in één van de eerste elf slagen wordt voldongen, als de overtreder of zijn maat in de volgende slag voor- of bijspeelt 1) of een kaart noemt of op andere wijze aangeeft, dat men een kaart wenst te spelen, of slagen opeist of afstaat, zowel mondeling als door het openleggen van zijn kaarten. De verzaking mag dan niet meer worden hersteld en de slag, waarin de verzaking plaats vond, blijft ongewijzigd bestaan.

1) Zodanig spelen, juist of onjuist, maakt de verzaking voldongen.

Artikel 64. Gang van zaken na een voldongen verzaking.

Wanneer een verzaking voldongen is geworden, geldt als straf, dat na afloop van het spel twee slagen aan de niet-overtredende partij moeten worden overgedragen, als de partij, die verzaakt heeft tenminste twee of meer slagen na de verzaking heeft gewonnen 1). Indien de partij, die verzaakt heeft slechts één slag na de verzaking heeft gewonnen, wordt slechts één slag overgedragen. De slag, waarin de verzaking plaats vond, wordt beschouwd als na de verzaking te zijn gewonnen. 2). Er bestaat geen straf voor een voldongen verzaking, indien:
a. de partij, die verzaakte, noch de slag waarin verzaakt werd, noch één der volgende slagen heeft gewonnen;
b. de speler, die verzaakte reeds eerder in dezelfde kleur had verzaakt;
c. de verzaking werd begaan door het niet spelen van een kaart, die open op tafel lag of tot een openliggende hand behoorde, met inbegrip van de hand van de blinde;
d. eerst na beëindiging van de ronde de aandacht op de verzaking werd gevestigd.

1) Nalatigheid een kaart voor- of bij te spelen of een kaart van een voorgeschreven kleur te spelen uit hoofde van door de tegenpartij gevorderde straf is geen verzaking, maar mag op dezelfde wijze worden gestraft.
2) Een overgedragen slag wordt voor score-doeleinden gerekend als te zijn gewonnen door het paar waaraan de slag is overgedragen.


Artikel 65. In gebreke blijven te voldoen aan een verplichting, wat het voor- of bijspelen betreft.

Wanneer een speler in staat is uit een niet-openliggende hand een kaart of kleur te spelen, welke volgens enig artikel vereist is, of door een tegenstander is voorgeschreven, maar in de plaats daarvan een onjuiste kaart speelt,
a. moet de overtreder zijn fout herstellen, indien hij zich daarvan bewust wordt vóór hij of zijn maat nog een kaart speelt; elke kaart, die door een lid van de niet-overtredende partij ná de fout, doch vóór het herstel ervan is gespeeld, mag straffeloos worden teruggenomen; een door een tegenspeler uit zijn gesloten hand onjuist gespeelde kaart wordt een strafkaart (art. 50);
b. mag de tegenspeler een onjuiste kaart niet anders dan in opdracht van de wedstrijdleider terugnemen, indien hij of zijn maat in de volgende slag mocht hebben vooraf bijgespeeld; de wedstrijdleider legt straf op, of verleent vrijstelling van straf volgens de bepalingen van art. 64.
Er is geen straf voor het in gebreke blijven een openliggende kaart, of een strafkaart, of een kaart uit de blinde te spelen 1), maar een lid van de niet-overtredende partij (behalve de blinde) heeft het recht herstel te vragen zolang geen der spelers van zijn partij daarna een kaart heeft gespeeld.

1) Een kaart, die gespeeld wordt in de plaats van een strafkaart, kan onderworpen worden aan straf (zie art. 52).