Sjabloon:1963:HVI: verschil tussen versies

Uit Spelregels voor tafelarbiters
k (Beveiligde "Sjabloon:1963:HVI" ([Bewerken=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet) [Hernoemen=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet)))
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
 
<big>'''HOOFDSTUK VI HET SPELEN.'''</big> Art. 41 t/m 74</br>
 
<big>'''HOOFDSTUK VI HET SPELEN.'''</big> Art. 41 t/m 74</br>
  
[[template:1963:HVI JUISTE GANG VAN ZAKEN|JUISTE GANG VAN ZAKEN.]] Art. 41 t/m 49</br>
+
{{template:1963:HVI JUISTE GANG VAN ZAKEN|JUISTE GANG VAN ZAKEN.}} </br>
[[template:1963:HVI STRAFKAART|STRAFKAART.]] Art. 50 t/m 52</br>
+
{{template:1963:HVI STRAFKAART|STRAFKAART.}}</br>
[[template:1963:HVI TEN ONRECHTE VOORSPELEN|TEN ONRECHTE VOORSPELEN.]] Art.53 t/m 56</br>
+
{{template:1963:HVI TEN ONRECHTE VOORSPELEN|TEN ONRECHTE VOORSPELEN.}} </br>
[[template:1963:HVI ONGERECHTIGD VOOR- OF BIJSPELEN|ONGERECHTIGD VOOR- OF BIJSPELEN.]] Art. 57 t/m 60</br>
+
{{template:1963:HVI ONGERECHTIGD VOOR- OF BIJSPELEN|ONGERECHTIGD VOOR- OF BIJSPELEN.}}</br>
[[template:1963:HVI HET VERZAKEN|HET VERZAKEN.]] Art. 61 t/m 65</br>
+
{{template:1963:HVI HET VERZAKEN|HET VERZAKEN.}} </br>
[[template:1963:HVI TREKKEN|TREKKEN.]] Art. 66 t/m 69</br>
+
{{template:1963:HVI TREKKEN|TREKKEN.}} </br>
[[template:1963:HVI OPEISEN EN AFSTAAN VAN SLAGEN|OPEISEN EN AFSTAAN VAN SLAGEN.]] Art. 70 t/m 74</br>
+
{{template:1963:HVI OPEISEN EN AFSTAAN VAN SLAGEN|OPEISEN EN AFSTAAN VAN SLAGEN.}} </br>

Huidige versie van 21 aug 2019 om 14:51

HOOFDSTUK VI HET SPELEN. Art. 41 t/m 74

JUISTE GANG VAN ZAKEN. Art. 41 t/m 49

Artikel 41. Het begin van het spelen.

Nadat het bieden is gesloten, moet de tegenspeler links van de leider uitkomen. Na het uitkomen spreidt de blinde zijn kaarten vóór zich op de tafel uit met de beeldzijde naar boven en volgens de kleuren gegroepeerd, de troeven aan zijn rechterkant. De leider speelt zowel zijn eigen hand als die van de blinde. Als het te laat is om vroegere biedingen te doen herhalen. zoals voorzien in art. 20. dan hebben de leider en elk der tegenspelers het recht te worden ingelicht wat het contract is en of (maar niet door wie) het werd gedoubleerd of geredoubleerd.

Artikel 42. De rechten van de blinde en de beperkingen.

De blinde is gerechtigd tot het geven of verkrijgen van inlichtingen betreffende feiten of spelregels; en, vooropgesteld dat hij zijn rechten niet heeft verbeurd (zie hieronder) hij mag ook:
a. de spelers ondervragen betreffende verzaking, zoals bepaald in art. 61;
b. de aandacht vestigen op een onregelmatigheid of trachten deze te voorkomen; 1)
c. de wedstrijdleider in kennis stellen van enige aangelegenheid, die de rechten van zijn partij zou kunnen aantasten;
d. bijhouden welke slagen elk paar heeft gewonnen en verloren en er de aandacht op vestigen, dat een andere speler een in een vroegere slag gespeelde kaart in de verkeerde richting heeft gelegd;
f. de kaarten van zijn hand als hulp van de leider, volgens diens aanwijzingen bijspelen.
Behoudens het in dit artikel bepaalde mag de blinde niet eigen er beweging aan het spel deelnemen of enig commentaar geven op het bieden of spelen van het spel, waaraan men bezig is.

1) Hij mag b.v. de leider waarschuwen niet uit de verkeerde hand te spelen.

Artikel 43. Handelingen waardoor de blinde zijn rechten verbeurt.

De blinde verbeurt de sub. a. en b. van art. 42 genoemde rechten, indien hij de kaarten van de leider inziet, indien hij zijn plaats verlaat om het spelen van de leider gade te slaan of indien hij uit eigen beweging naar de beeldzijde kijkt van een kaart in de hand van een tegenstander; en indien hij daarna
a. de eerste is, die de aandacht vestigt op een onregelmatigheid begaan door een tegenspeler, dan mag de leider daarvoor geen straf vorderen;
b. de leider waarschuwt niet uit de verkeerde hand voor te spelen geldt als straf, dat elk der tegenspelers mag kiezen uit welke hand de leider moet voorspelen;
c. de eerste is, die de leider vraagt, of het spelen van een bepaalde kaart uit zijn hand geen verzaking is of een nalatigheid

om te voldoen aan een straf, moet de leider, indien hij een onjuiste kaart had gespeeld hiervoor een juiste in de plaats spelen en de strafbepalingen van art. 64 worden van toepassing.
Artikel 44. Volgorde en verloop van het spelen.

De speler, die in een slag voorspeelt, mag elke kaart uit zijn hand spelen. 1) Na het voorspelen speelt elk der overige spelers op zijn beurt een kaart bij en de vier aldus gespeelde kaarten vormen een slag. 2)
Bij het bijspelen moet elke speler zo mogelijk bekennen. Deze verplichting gaat boven alle andere voorschriften van deze spelregels. Indien een speler niet kan bekennen mag hij elke andere kaart spelen.
Een slag die troef bevat, wordt gewonnen door de speler, die de hoogste troef speelde. Een slag, die geen troef bevat wordt gewonnen door de speler, die de hoogste kaart van de voorgespeelde kleur speelde. De speler, die de slag heeft gewonnen moet voorspelen in de volgende slag.

1) tenzij hij onderworpen is aan beperkende bepalingen uit hoofde van een door zijn partij begane onregelmatigheid.
2) Voor de wijze, waarop kaarten gespeeld behoren te worden en na het spelen behoren te worden geordend, zie art. 66.


Artikel 45. Gespeelde kaart.

Elke speler, behalve de blinde, speelt een kaart door die uit zijn hand te nemen en met de beeldzijde naar boven vlak voor zich op tafel te leggen. De leider speelt een kaart uit de hand van de blinde door de kaart, die hij wenst te spelen, te noemen; waarna de blinde de kaart opneemt en die met de beeldzijde naar boven vlak voor zich op de tafel neerlegt. Als hij dit verkiest mag de leider om een kaart uit de hand van de blinde te spelen ook de gewenste kaart opnemen en die zodanig neerleggen, dat daaruit blijkt, dat de kaart is gespeeld. Overigens moet een kaart gespeeld worden:
a. indien een tegenspeler een kaart zodanig vasthoudt, dat zijn maat de beeldzijde er van kan zien;
b. indien de leider een kaart uit zijn hand met de beeldzijde naar boven voor zich houdt en de kaart de tafel raakt of bijna raakt;
c. indien de leider een kaart van de blinde aanraakt, behalve met de bedoeling de kaarten te rangschikken, dan wel om de kaart boven of onder de aangeraakte te bereiken;
d. indien een speler een kaart noemt of op andere wijze aanduidt als degene, die hij wenst te spelen. Een speler mag straffeloos een niet bedoelde aanduiding wijzigen, mits dit zonder onderbreking geschiedt; maar indien een tegenspeler voor de wijziging van de aanduiding reeds reglementair een kaart had gespeeld, mag hij deze na de gewijzigde aanduiding terugnemen en door een andere vervangen;
e. indien het een strafkaart is, onderworpen aan het bepaalde in art. 50.
Een eenmaal gespeelde kaart mag niet worden teruggenomen, behalve in de gevallen, vermeld in art. 47. Nadat de blinde zijn kaarten heeft opengelegd mag hij ze zonder opdracht van de leider niet meer aanraken of enige kaart aanwijzen (behalve om ze te rangschikken). Indien hij dit toch doet behoort dadelijk de wedstrijdleider te worden ontboden. De wedstrijdleider behoort te beslissen of de handeling van de blinde in feite als een aanwijzing voor de leider moet worden beschouwd; indien hij zulks het geval acht geldt als straf, dat hij de leider kan verbieden een speelwijze te volgen, die door de aanwijzing zou kunnen zijn geopperd.

Artikel 46. Onvolledige of onjuiste benaming van een kaart uit de blinde.

Bij het noemen van een uit de hand van de blinde te spelen kaart behoort de leider duidelijk zowel de kleur als de waarde van de gewenste kaart te noemen. Ingeval van een onvolledige of een onjuiste aanduiding gelden de volgende beperkingen:
a. indien de leider uit de blinde moet bijspelen en "hoog" of enig woord van soortgelijke strekking zegt, wordt hij geacht de hoogste kaart in de gevraagde kleur te hebben aangeduid; indien hij "laag" of enig woord van soortgelijke strekking, zegt, wordt hij geacht de laagste kaart in de gevraagde kleur te hebben aangeduid;
b. indien de leider wel een kleur noemt, maar geen waarde, wordt hij geacht de laagste kaart in de genoemde kleur te hebben aangeduid;
c. indien de leider wel de waarde, doch niet de kleur noemt:
1. indien hij uit de blinde moet voorspelen, wordt hij geacht in dezelfde kleur door te spelen, als waarin de blinde de vorige slag had gewonnen, aangenomen dat de kaart van de genoemde waarde in de blinde aanwezig is;
2. in alle andere gevallen moet de leider een kaart van de genoemde rangorde spelen, indien hij dit reglementair kan doen; doch, indien er twee of meer kaarten van dezelfde waarde zijn, die hij reglementair kan spelen, dan moet de leider aangeven, welke hij bedoelt.
d. indien de leider een kaart noemt, die zich niet in de blinde bevindt, is de aanduiding ongeldig en de leider mag elke juiste kaart noemen.

Artikel 47. Terugnemen van een gespeelde kaart.

Een gespeelde kaart mag slechts worden teruggenomen:
a. om te voldoen aan een straf of om een onregelmatigheid te herstellen;
b. na een wijziging van een aanduiding, zoals toegestaan in art. 45 (d);
c. om haar door een andere te vervangen na een wijziging van een door een tegenspeler gespeelde kaart.

Artikel 48. Tonen van één of meer kaarten door de leider.

De leider is niet aan straf onderworpen wegens het tonen van een kaart en een kaart van de leider of van de blinde kan nimmer een strafkaart worden. De leider kan niet verplicht worden een kaart, die per ongeluk uit zijn hand valt te spelen.
Indien de leider, na het uitkomen door de verkeerde tegenspeler, zijn kaarten openlegt, dan is art. 54 van toepassing. 1)
Indien de leider op enig ander tijdstip zijn kaarten openlegt wordt hij geacht slagen te hebben opgeëist of afgestaan en zijn de artikelen 70 en 71 van toepassing.

!) De leider behoort fatsoenshalve na te laten zijn kaarten welbewust open te leggen.

Artikel 49. Een tegenspeler toont één of meer kaarten.

Indien een tegenspeler een kaart open op tafel legt, of een kaart zodanig houdt, dat het mogelijk is, dat zijn maat de beeldzijde er van kan zien, of een kaart noemt, die hij in zijn hand heeft, dit alles vóórdat hij hiertoe volgens de normale gang van zaken of reglementair gerechtigd is, dan geldt als straf, dat elke zodanige kaart een strafkaart wordt (art. 50).

STRAFKAART. Art. 50 t/m 52

Artikel 50. Behandeling van een strafkaart.

Een kaart is een strafkaart als de wedstrijdleider haar als zodanig aanwijst. Zij moet open op tafel blijven liggen, totdat zij is gespeeld of totdat een mogelijke andere straf is gekozen. Een strafkaart moet worden gespeeld, zodra dit reglementair mogelijk is, hetzij door voorspelen, kleur bekennen, geen kleur kunnen bekennen of troef spelen. Indien een tegenspeler twee of meer strafkaarten heeft, die elk reglementair gespeeld kunnen worden, dan mag de leider aanwijzen, welke daarvan gespeeld moet worden. De verplichting om te bekennen of om voor- of bij te spelen volgens een opgelegde straf heeft voorrang boven de verplichting om een strafkaart te spelen, maar de strafkaart moet open op tafel blijven liggen en bij de eerstvolgende reglementaire gelegenheid worden gespeeld.
Wanneer een tegenspeler aan slag is of de eerste maal aan slag komt, terwijl zijn maat een strafkaart heeft, kan de leider van hem eisen, dat hij de kleur van de strafkaart speelt, dan wel hem verbieden om, zo lang hij aan slag blijft, die kleur voor te spelen. Als de leider van dit recht gebruik maakt, mag de strafkaart worden opgenomen. Als de leider niet van dit recht gebruik maakt, mag de tegenspeler voorspelen wat hij wil, maar de strafkaart blijft een strafkaart.
De tegenspeler mag niet spelen, voordat de leider zijn keus heeft bekend gemaakt.

Artikel 51. Twee of meer strafkaarten.

Wanneer een tegenspeler twee of meer strafkaarten in dezelfde kleur heeft, en de leider van de maat van die tegenspeler eist in die kleur voor te spelen, mag de tegenspeler elke strafkaart van die kleur opnemen en op de juiste wijze bijspelen in die slag.
Wanneer een tegenspeler strafkaarten in meer dan één kleur heeft, mag de leider de andere tegenspeler verbieden in die kleuren of één of meer ervan voor te spelen; maar de tegenspeler mag alle strafkaarten in de door de leider verboden kleur of kleuren opnemen en op de juiste wijze in de slag bijspelen.

Artikel 52. Verzuim een strafkaart voor- of bij te spelen.

Wanneer een tegenspeler verzuimt een strafkaart voor- of bij te spelen, zoals voorgeschreven in art. 50, mag hij niet uit eigen beweging enige kaart terugnemen, die hij mocht hebben gespeeld.
Indien een tegenspeler een andere kaart voor- of bijspeelt, terwijl hij reglementair een strafkaart had kunnen voor- of bijspelen:
a. mag de leider hiermede genoegen nemen en de leider móét dit aanvaarden, indien hij daarna uit zijn eigen hand of uit die van de blinde heeft gespeeld, maar de niet-gespeelde strafkaart blijft strafkaart; of
b. mag de leider van de tegenspeler eisen, dat hij de onjuist voor- of bij gespeelde kaart vervangt door de strafkaart. Elke door de tegenspeler onjuist voor- of bijgespeelde kaart tijdens het begaan van de onregelmatigheid wordt een strafkaart.

TEN ONRECHTE VOORSPELEN. Art.53 t/m 56

Artikel 53. Aanvaard onjuist voorspelen.

Ten onrechte voorspelen mag worden aanvaard als juist voorspelen. Het wordt een juist voorspelen, indien de leider of een tegenspeler, naar gelang van het geval dat zich voordoet, dit aanvaardt of een kaart bijspeelt, vóórdat de aandacht op de onregelmatigheid is gevestigd. Een aldus door de leider uit één der beide handen gespeelde kaart mag niet worden teruggenomen, tenzij het spelen er van een verzaking zou betekenen. Als zulk een kaart wordt gespeeld door de tegenspeler aan de rechterhand van degene, uit wiens hand ten onrechte was voorgespeeld, dan is art. 57 van toepassing.

Artikel 54. Vóór de beurt uitkomen.

Wanneer een tegenspeler vóór de beurt uitkomt:
a. en de leider de uitkomst aanvaardt, zoals geregeld is in art. 53 moet de hand van de blinde overeenkomstig art. 41 open gelegd worden en de tweede kaart van de slag moet gespeeld worden uit de hand van de leider; doch, indien de leider het eerst uit de hand van de blinde speelt, mag die kaart niet worden teruggenomen, behalve om een verzaking te herstellen;
b. en de leider mogelijk enige kaarten van de blinde kan hebben gezien (anders dan kaarten, die de blinde tijdens het bieden heeft getoond en die behandeld zijn volgens art. 23) dan moet hij de onjuiste uitkomst aanvaarden;
c. en de leider zijn kaarten begint uit te spreiden, alsof hij de blinde was 1) en daarbij één of meer kaarten toont en lid b. van dit artikel niet van toepassing is, dan moet de onjuiste uitkomst worden aanvaard. De leider behoort dan

zijn gehele hand open te leggen en de blinde wordt leider. Indien de leider van de tegenspeler vordert, dat hij zijn uitkomst vóór de beurt ongedaan maakt, dan is art. 56 van toepassing.


1) De leider behoort fatsoenshalve na te laten zijn kaarten welbewust open te leggen.

Artikel 55. Vóór de beurt voorspelen door de leider.

Wanneer de leider uit één der beide handen ten onrechte voorspeelt en één der tegenstanders van hem verlangt, dat hij de gespeelde kaart terugneemt, en
a. het de beurt was van één der tegenspelers om voor te spelen, dan mag de ten onrechte voorgespeelde kaart zonder straf worden teruggenomen;
b. de leider uit de verkeerde hand voorgespeeld heeft en uit de andere hand moest voorspelen, mag hij de abusievelijk voorgespeelde kaart opnemen; hij moet uit de juiste hand voorspelen en als straf geldt, dat hij zo mogelijk een kaart van dezelfde kleur moet spelen. Indien hij verzuimt deze verplichting na te komen als hij uit zijn eigen hand moet spelen, kan hem dit blootstellen aan straf volgens art. 65.

Artikel 56. Vóór de beurt voorspelen door een tegenstander.

Indien de leider vordert, dat een tegenspeler zijn vóór de beurt voorspelen ongedaan maakt:
a. mag de leider de ten onrechte voorgespeelde kaart als een strafkaart behandelen en zijn de voorzieningen van art. 50 van toepassing, of
b. mag de leider toestaan, dat de ten onrechte voorgespeelde kaart wordt opgenomen; en, indien de overtreding plaats vond:
1. bij de uitkomst of bij later voorspelen, terwijl de andere tegenstander had moeten voorspelen, geldt als straf, dat de leider van de maat van de overtreder mag vorderen een kaart van de kleur van de ten onrechte voorgespeelde kaart te spelen, of hem verbieden een kaart van die kleur te spelen, zolang hij aan slag blijft;
2. terwijl de leider uit zijn eigen hand of uit de blinde moest voorspelen, speelt de leider uit de juiste hand voor en geldt als straf, dat de leider van de maat van de overtreder kan vorderen, dat hij, de eerstvolgende maal, dat hij moet voorspelen, een kaart van de kleur van de ten onrechte gespeelde kaart speelt, dan wel hem verbieden een kaart van die kleur te spelen, zolang hij aan slag blijft.

ONGERECHTIGD VOOR- OF BIJSPELEN. Art. 57 t/m 60

Artikel 57. Voortijdig voor- of bijspelen door een tegenspeler.

Indien een tegenspeler in de volgende slag voorspeelt, voordat zijn maat in de lopende slag heeft bijgespeeld, of in de lopende slag voor zijn beurt heeft bijgespeeld vóórdat zijn maat heeft gespeeld, dan geldt als straf, dat de leider van de maat van de overtreder mag vorderen te spelen:
a. zijn hoogste kaart van de voorgespeelde kleur; of
b. zijn laagste kaart van de voorgespeelde kleur; of
c. een kaart van een andere, door de leider voorgeschreven kleur.
De leider moet één van deze mogelijkheden kiezen en indien de maat van de overtreder niet aan de gekozen straf kan voldoen, mag hij elke kaart spelen, zoals geregeld is in art. 59. Indien als gevolg van de toepassing van de straf, de maat van de overtreder de lopende slag wint, moet hij in de volgende slag voorspelen en elke kaart, vóór de beurt voor- of bijgespeeld door de andere tegenspeler wordt een strafkaart (art. 50).
Een tegenspeler is niet aan straf onderworpen wegens het spelen vóórdat zijn maat heeft bijgespeeld, indien de leider uit beide handen heeft gespeeld; maar een enkel aanwezige kaart van de gespeelde kleur in de blinde of één van twee of meer opvolgende kaarten wordt niet geacht automatisch te zijn gespeeld, tenzij de blinde zo'n kaart heeft gespeeld of onrechtmatig geopperd heeft haar te spelen (zie art. 45).

Artikel 58. Gelijktijdig voor- of bijspelen.

Indien een speler gelijktijdig voor- of bijspeelt met een juist voor- of bijspelen van een andere speler geldt zijn kaart als daarna gespeeld.
Indien een tegenspeler twee of meer kaarten gelijktijdig vooraf bijspeelt en er slechts één van die kaarten zichtbaar is, moet hij die kaart spelen; indien meer dan één kaart getoond is, moet hij te kennen geven, welke kaart hij wenst te spelen en elke andere getoonde kaart wordt een strafkaart (art. 50).
Indien de leider uit één der handen twee of meer kaarten gelijktijdig voor- of bijspeelt en er slechts één van die kaarten zichtbaar is, moet hij die kaart spelen; indien meer dan één kaart getoond is, moet hij te kennen geven, welke kaart hij wenst te spelen en moet hij elke andere kaart in de juiste hand terugnemen. Een tegenspeler, die reeds had bijgespeeld bij de enige zichtbare kaart, mag zijn kaart desgewenst zonder straf terugnemen en door een andere vervangen.
Indien de fout onopgemerkt blijft tot beide partijen in de volgende slag hebben gespeeld, dan is art. 68 van toepassing.

Artikel 59. Niet kunnen voor- of bijspelen, zoals vereist is.

Indien een speler niet kan spelen, zoals vereist is om aan een straf te voldoen omdat:
- hij geen kaart van de voorgeschreven kleur heeft, of
- hij slechts kaarten heeft van de kleur, die hij reglementair niet mag voorspelen, of
- hij moet bekennen,
dan mag hij elke juiste kaart spelen. Aan de straf is dan voldaan, behalve dat de verplichting, om een strafkaart bij de eerste reglementair juiste gelegenheid te spelen, blijft bestaan.

Artikel 60. Bijspelen na een onjuist vóór- of bijspelen.

Het bijspelen door een speler van de niet-overtredende partij, nadat zijn rechter-tegenspeler vóór de beurt of voortijdig heeft vóór of bijgespeeld en voordat hiervoor straf is opgelegd, doet het recht op bestraffing van de overtreding te niet gaan. Het ongerechtigd spelen wordt als gerechtigd behandeld, tenzij een verzaking is begaan. Indien de overtredende partij nog een vroegere verplichting had om voor straf een bepaalde speelwijze te volgen, dan blijft die verplichting tot latere beurten bestaan (zie artikelen 52 en 65).
Indien een tegenspeler een kaart speelt, nadat van de leider is gevorderd zijn vóór de beurt uit één der beide handen voorgespeelde kaart terug te nemen, maar vóórdat de leider uit de juiste hand heeft voorgespeeld, dan wordt deze kaart van de tegenspeler een strafkaart (art. 50). Het spelen door een lid van de overtredende partij, vóórdat er straf is opgelegd, beïnvloedt de rechten van de tegenspelers niet en kan op zichzelf aanleiding zijn tot straf.

HET VERZAKEN. Art. 61 t/m 65

Artikel 61. Verzuimen kleur te bekennen - Informeren naar een verzaking.

In gebreke blijven om volgens art. 44 kleur te bekennen vormt een verzaking. Elke speler, ook de blinde 1), mag een speler, die niet bekent, vragen, of hij een kaart van de voorgespeelde kleur heeft, en mag verlangen, dat een tegenspeler zijn verzaking hersteld.

1) Afhankelijk van art. 43, De bewering, dat verzaakt werd, geeft geen recht op inzage van gespeelde slagen, behalve als dit volgens art. 67 is toegestaan.

Artikel 62. Herstel van een verzaking.

Een speler moet zijn verzaking herstellen indien hij deze gewaar wordt vóór zij voldongen wordt. Om een verzaking te herstellen, moet hij de kaart, waarmee hij verzaakte, terugnemen en met een kaart naar keuze bekennen.
De teruggenomen kaart wordt een strafkaart (art. 50), indien zij uit een niet-openliggende hand van een tegenspeler werd gespeeld. De kaart mag straffeloos worden teruggenomen, indien zij uit de hand van de leider of van een blinde 1) was gespeeld of een openliggende kaart van een tegenspeler was.
De spelers van de niet-overtredende partij mogen straffeloos elke kaart terugnemen, die zij na de verzaking, maar vóórdat de aandacht er op was gevestigd, hebben gespeeld.
De maat van de overtreder mag zulk een kaart niet terugnemen, behalve indien daarmee eveneens werd verzaakt. 1)
Een verzaking in de twaalfde slag wordt nimmer voldongen, maar moet worden hersteld, indien zij wordt ontdekt, vóórdat alle vier de handen in het bord zijn geborgen; de leider of één van beide tegenspelers, naar gelang het geval ligt, mag dan van de maat van de overtreder vorderen in de twaalfde slag een bepaalde mits reglementair juiste kaart van de twee overgebleven kaarten te spelen.

1) In dit geval wordt de teruggenomen kaart een strafkaart, indien die uit een niet-openliggende hand van een tegenspeler werd gespeeld.

Artikel 63. Voldongen worden van een verzaking.

Een verzaking in één van de eerste elf slagen wordt voldongen, als de overtreder of zijn maat in de volgende slag voor- of bijspeelt 1) of een kaart noemt of op andere wijze aangeeft, dat men een kaart wenst te spelen, of slagen opeist of afstaat, zowel mondeling als door het openleggen van zijn kaarten. De verzaking mag dan niet meer worden hersteld en de slag, waarin de verzaking plaats vond, blijft ongewijzigd bestaan.

1) Zodanig spelen, juist of onjuist, maakt de verzaking voldongen.

Artikel 64. Gang van zaken na een voldongen verzaking.

Wanneer een verzaking voldongen is geworden, geldt als straf, dat na afloop van het spel twee slagen aan de niet-overtredende partij moeten worden overgedragen, als de partij, die verzaakt heeft tenminste twee of meer slagen na de verzaking heeft gewonnen 1). Indien de partij, die verzaakt heeft slechts één slag na de verzaking heeft gewonnen, wordt slechts één slag overgedragen. De slag, waarin de verzaking plaats vond, wordt beschouwd als na de verzaking te zijn gewonnen. 2). Er bestaat geen straf voor een voldongen verzaking, indien:
a. de partij, die verzaakte, noch de slag waarin verzaakt werd, noch één der volgende slagen heeft gewonnen;
b. de speler, die verzaakte reeds eerder in dezelfde kleur had verzaakt;
c. de verzaking werd begaan door het niet spelen van een kaart, die open op tafel lag of tot een openliggende hand behoorde, met inbegrip van de hand van de blinde;
d. eerst na beëindiging van de ronde de aandacht op de verzaking werd gevestigd.

1) Nalatigheid een kaart voor- of bij te spelen of een kaart van een voorgeschreven kleur te spelen uit hoofde van door de tegenpartij gevorderde straf is geen verzaking, maar mag op dezelfde wijze worden gestraft.
2) Een overgedragen slag wordt voor score-doeleinden gerekend als te zijn gewonnen door het paar waaraan de slag is overgedragen.


Artikel 65. In gebreke blijven te voldoen aan een verplichting, wat het voor- of bijspelen betreft.

Wanneer een speler in staat is uit een niet-openliggende hand een kaart of kleur te spelen, welke volgens enig artikel vereist is, of door een tegenstander is voorgeschreven, maar in de plaats daarvan een onjuiste kaart speelt,
a. moet de overtreder zijn fout herstellen, indien hij zich daarvan bewust wordt vóór hij of zijn maat nog een kaart speelt; elke kaart, die door een lid van de niet-overtredende partij ná de fout, doch vóór het herstel ervan is gespeeld, mag straffeloos worden teruggenomen; een door een tegenspeler uit zijn gesloten hand onjuist gespeelde kaart wordt een strafkaart (art. 50);
b. mag de tegenspeler een onjuiste kaart niet anders dan in opdracht van de wedstrijdleider terugnemen, indien hij of zijn maat in de volgende slag mocht hebben vooraf bijgespeeld; de wedstrijdleider legt straf op, of verleent vrijstelling van straf volgens de bepalingen van art. 64.
Er is geen straf voor het in gebreke blijven een openliggende kaart, of een strafkaart, of een kaart uit de blinde te spelen 1), maar een lid van de niet-overtredende partij (behalve de blinde) heeft het recht herstel te vragen zolang geen der spelers van zijn partij daarna een kaart heeft gespeeld.

1) Een kaart, die gespeeld wordt in de plaats van een strafkaart, kan onderworpen worden aan straf (zie art. 52).


TREKKEN. Art. 66 t/m 69

Artikel 66. Rangschikken van slagen.

Wanneer vier kaarten in een slag zijn gespeeld, legt elke speler zijn eigen kaart met de beeldzijde naar beneden vlak voor zich op de rand van de tafel. Indien de slag door zijn partij is gewonnen moet de kaart met de smalle zijde in de richting van zijn maat worden neergelegd; hebben zijn tegenstanders de slag gewonnen, dan moet de kaart met de smalle zijde in hun richting worden neergelegd. Elke speler moet zijn kaarten zodanig ordelijk in één rij rangschikken, dat zij elkaar in de gespeelde volgorde gedeeltelijk bedekken, teneinde het nazien van het spel na beëindiging mogelijk te maken, en zo nodig vast te kunnen stellen hoeveel slagen elk paar heeft gemaakt en in welke volgorde de kaarten werden gespeeld. 1)

1) Indien een speler zijn kaarten niet op deze wijze rangschikt kan hij zijn recht op het bezit van een omstreden trek of zijn recht om een verzaking aan te tonen, in gevaar brengen.

Artikel 67. Het inzien van slagen.

De leider of elke tegenspeler mag, zolang hij of zijn maat nog niet in del volgende slag heeft voor- of bijgespeeld, eisen, dat enige of alle kaarten van de juist voltooide slag voor inzage worden opengelegd. Daarna mogen, tot het spel is voltooid, dichtgelegde slagen slechts in aanwezigheid van de wedstrijdleider en in diens speciale opdracht worden ingezien. Nadat het spel is afgelopen mogen de gespeelde en niet-gespeelde kaarten worden ingezien om een bewering over verzaken of over het aantal gewonnen of verloren slagen waar te maken of te weerleggen 1); maar een speler mag daarbij geen kaarten, dan die van zijn eigen hand aanraken. Indien een speler, nadat de bewering is geuit, zijn kaarten zodanig dooreen mengt, dat de wedstrijdleider de feiten niet kan vaststellen, dan moet de beslissing ten gunste van de andere partij worden genomen.

1) of over honneurs in een wedstrijd om scorepunten.
Artikel 68. Een slag met een onjuist aantal kaarten (onjuiste slag).

Indien een speler heeft verzuimd in een slag bij te spelen, of te veel kaarten in een slag heeft bijgespeeld moet de feut worden hersteld, indien de aandacht op de onregelmatigheid wordt gevestigd vóórdat een speler van elk der partijen in de volgende slag heeft gespeeld. Om het verzuim om bij te spelen te herstellen moet de overtreder een reglementair juiste kaart aan de slag toevoegen. Indien te veel kaarten in een slag werden gespeeld moet de overtreder alle door hem in die slag gespeelde kaarten, behalve één, die hij reglementair juist kan spelen, terugnemen. Elke aldus teruggenomen kaart wordt een strafkaart (art. 50) indien zij uit de gesloten hand van een tegenspeler werd gespeeld. Nadat een kaart onder deze omstandigheden is teruggenomen, mag elke speler van de niet-overtredende partij zonder straf elke na de overtreding gespeelde kaart terugnemen, mits die kaart werd gespeeld vóórdat de aandacht op de onregelmatigheid werd gevestigd. Indien een onjuist aantal kaarten in een slag is gespeeld en de aandacht wordt er eerst op gevestigd nadat een speler van elke partij in de volgende slag heeft gespeeld, dan blijft de onjuiste slag ongewijzigd, en
a. een speler met te weinig kaarten speelt de rest van zijn hand met minder kaarten dan de andere spelers; hij speelt bij de laatste slag of slagen niet bij; en als hij met zijn laatste kaart de slag wint moet de volgende speler voorspelen voor de volgende slag;
b. een speler met teveel kaarten in zijn hand, toont en speelt onmiddellijk een kaart, die hij reglementair juist in de onjuiste slag kon spelen. Deze kaart kan geen wijziging brengen in het reeds verkregen recht op de slag.

Artikel 69. Abusievelijk toegeëigende slag.

Elke speler mag verlangen, dat een kaart, die na het spelen in de verkeerde richting is gelegd, wordt gedraaid, zodat hij in de juiste richting ligt. Ongeacht in welke richting de kaarten zijn gelegd, moet de slag worden toegewezen aan degene, die de winnende kaart in deze slag heeft gespeeld. Indien er verschil van mening bestaat omtrent het winnen van de slag, dan behoort onmiddellijk de wedstrijdleider te worden ontboden om in de zaak te beslissen.


OPEISEN EN AFSTAAN VAN SLAGEN. Art. 70 t/m 74

Artikel 70. Opeisen en afstaan van slagen door de leider.

De leider maakt een eis op resterende slagen geldend, telkens als hij aankondigt één of meer der resterende slagen te zullen winnen of verliezen, of als hij oppert, dat het spel bekort kan worden, of als hij zijn hand openlegt. De leider behoort geen eis geldend te maken, indien er enige twijfel bestaat omtrent het aantal te winnen of te verliezen slagen.

Artikel 71. Gang van zaken na het opeisen van slagen door de leider.

Indien de gegrondheid van zulk een eis van de leider door een tegenspeler in twijfel wordt getrokken, moet onmiddellijk de wedstrijdleider worden ontboden en mag, in afwachting van zijn komst geen enkele handeling plaats hebben. Indien één der tegenspelers, na zulk in twijfel trekken en vóórdat de wedstrijdleider is verschenen, doorspeelt, kan hij zijn, krachtens art. 72, verleende rechten verspelen.

Artikel 72. Beslissing van de wedstrijdleider omtrent een betwiste eis.

Om te beslissen omtrent de eis, behoort de wedstrijdleider als volgt te werk te gaan:
a. hij moet van de leider vorderen, dat hij zijn kaarten met de beeldzijde naar boven op tafel laat liggen en moet één of beide tegenspelers toestaan hun handen open te leggen. Een tegenspeler is niet aan straf onderworpen voor een overtreding, die hij mocht begaan, terwijl zijn hand openligt;
b. hij moet van de leider verlangen, elke reeds gegeven uiteenzetting te herhalen en zonodig van hem vorderen, dat hij de juiste volgorde vermeldt, waarin hij zijn overgebleven kaarten van plan is te spelen;
c. hij mag de leider niet toestaan te profiteren van een inlichting, die hij eerst na het stellen van zijn eis heeft verkregen, in het bijzonder omtrent de plaats van één of meer kaarten, die de tegenstanders nog in hun bezit hebben, zelfs al zou de leider deze inlichtingen toch bij een normaal spelverloop hebben gekregen;
d. hij mag de leider niet toestaan een speelwijze te volgen, die in strijd is met een eerdere uiteenzetting; en, indien de leider geen behoorlijke en afdoende verklaring onmiddellijk bij het stellen van zijn eis heeft gegeven, mag de wedstrijdleider hem niet toestaan een speelwijze te volgen, waarbij het welslagen afhankelijk is van de ontdekking, dat een bepaalde tegenspeler al of niet een bepaalde kaart heeft, tenzij een tegenspeler in de kleur van die kaart reeds niet heeft bekend, vóórdat de eis werd kenbaar gemaakt;
e. hij moet de uitslag van het spel zo billijk mogelijk voor beide partijen vaststellen, maar elk twijfelachtig punt moet in het voordeel van de tegenspelers worden beslist.

Artikel 73. Opeisen en afstaan van slagen door de tegenspelers.

Indien een tegenspeler één of meer slagen opeist of afstaat, kan hij dit doen door enige of al zijn kaarten alleen aan de leider te tonen, doch dit betekent niet, dat hij daardoor is gevrijwaard voor de straffen volgens art. 16.
Indien een tegenspeler bij zijn eis of afstand van slagen zijn kaarten openlegt, een kaart uit zijn hand noemt of het mogelijk maakt, dat zijn maat één of meer van zijn resterende kaarten kan zien, worden zijn kaarten geen strafkaarten, maar de leider mag desgewenst de resterende kaarten van de andere tegenspeler als strafkaarten behandelen.

Artikel 74. Intrekking van het afstaan van slagen.

Het afstaan van een slag kan worden ingetrokken:
a. indien een speler een slag afstaat, die door zijn partij inderdaad is gewonnen; of indien de leider een contract als verloren erkent, terwijl hij het contract reeds heeft vervuld; of indien een tegenspeler een contract als vervuld erkent, dat door zijn partij reeds is down gespeeld; om een afstand op grond van deze bepaling in te trekken, moet de fout ter kennis van de wedstrijdleider worden gebracht en door hem juist worden bevonden binnen de termijn, hiervoor in art. 94 gesteld;
b. indien een slag is afgestaan, die op geen enkele speelwijze der overgebleven kaarten hoe onwaarschijnlijk ook, kan worden verloren en hierop de aandacht van de wedstrijdleider is gevestigd, vóórdat alle vier de handen weer in het bord zijn geborgen;
c. indien een speler één of meer slagen afstaat en zijn maat hiertegen onmiddellijk bezwaar maakt, maar in dat geval mag art. 16 worden toegepast.