VIERDE TIJDVAK:1936

Uit Spelregels voor tafelarbiters

VIERDE TIJDVAK ~ HET SPELEN.

Het tijdvak begint, wanneer na een bod, doublet, of redoublet de andere drie spelers in volgorde hebben gepast, en eindigt, wanneer het aantal slagen, door elke partij gewonnen, naar behooren is vastgesteld.

25. Biedingen
Overzicht van het bieden.
1. Voordat volgens de regels is uitgekomen, is elke speler gerechtigd een herhaling van de voorafgegane biedingen te verzoeken. Daarna mag een speler slechts vragen, wat het contract is, en of het gedoubleerd of geredoubleerd was, maar niet door wien (zie regel 20).

Bieding gedurende het tijdvak van het spelen.
2. Indien een tegenstander een andere bieding doet dan passen, nadat het bieden gesloten is, is de leider gerechtigd van den anderen tegenstander te verlangen in een bepaalde kleur voor te spelen, wanneer deze de eerstvolgende maal aan de beurt is voor te spelen.

26. Het voorspelen en bijspelen
Het uitkomen en de blinde.
1. Nadat het bieden is gesloten, komt de tegenspeler aan de linkerhand van den leider uit. De maat van den leider spreidt dan zijn kaarten voor zich op tafel uit met de beeldzijde naar boven en de leider speelt zoowel zijn eigen spel als dat van zijn maat.

Verder splIen en voorspelen.
2. Nadat is voorgespeeld, wordt in volgorde uit elke hand een kaart bijgespeeld en de vier zoo gespeelde kaarten vormen een volledigen slag.
De speler, die moet voorspelen, mag dit met elke kaart doen. Uit de andere drie handen moet zoo moqelijk kleur worden bekend, maar, als dat niet kan, mag elke kaart worden bijgespeeld. De verplichting om kleur te bekennen, gaat voor boven alle andere verplichtingen van de regels van dit tijdvak.
Een slag, welke één of meer troefkaarten bevat, is gewonnen door den speler van de hoogste troefkaart. Een slag, die geen troef bevat, is gewonnen door den speler van de hoogste kaart in de kleur, waarin werd voorgespeeld.
De winnaar van een slag speelt voor in den volgenden slag.

Gespeelde kaart.
3. Een kaart is gespeeld:

a) door den leider: uit zijn eigen spel, wanneer de kaart de tafel raakt, nadat hij haar met de kennelijke bedoeling om haar te spelen, uit zijn overblijvende kaarten heeft genomen; uit het spel van den blinde, wanneer hij haar aanraakt, uitgezonderd, wanneer het duidelijk is, dat zulks met een andere bedoeling gedaan wordt dan om ze te spelen, of wanneer hij zulks mededeelt.
b) door den tegenspeler: wanneer een kaart uit zijn spel is genomen met de kennelijke bedoeling haar te spelen en zijn maat de beeldzijde er van ziet.
c) door den leider of een tegenspeler: wanneer hij de kaart noemt als die, welke hij wil spelen.

Terugnemen van een gespeelde kaart.
4. Een speler mag niet eigener beweging zijn gespeelde kaart terugnemen, behalve om een verzaking te herstellen.
Wanneer bij het eischen van een straf, een gespeelde kaart volgens den regel is teruggenomen na een duidelijke of stilzwijgende aanwijzing, mag zij worden opgenomen, tenzij zij een strafkaart wordt.

Niet kunnen spelen, zooals wordt geëischt.
5. Wanneer een speler niet in staat is zoo te spelen, als geëischt is om aan een straf te voldoen, mag hij elke kaart spelen, mits hij aan zijn verplichting om kleur te bekennen, voldoet, en de straf vervalt, behalve dat, ingeval van een strafkaart. de straf slechts vervalt voorzoover het den loopenden slag betreft.

Vóór de beurt voorspelen.
6. Een voorspelen voor de beurt mag worden behandeld als een juist voorspelen; en het moet als zoodanig worden behandeld, wanneer door de andere partij een kaart is bijgespeeld, voordat de ten onrechte voorgespeelde kaart is teruggenomen. In alle andere gevallen, waarin voor de beurt is voorgespeeld.
a) door den leider uit zijn eigen spel of uit die van den blinde: mag elk der beide tegenspelers van hem verlangen de verkeerde kaart terug te nemen, en als hij uit de verkeerde hand heeft voorgespeeld, dan moet hij uit de juiste hand voorspelen met een kaart in dezelfde kleur.
b) door een tegenspeler: mag de leider Of de kaart welke voor de beurt is voorgespeeld, behandelen als een strafkaart, Of hij mag eischen, dat in een bepaalde kleur *) wordt voorgespeeld door den anderen tegenspeler, indien deze den voorafgaanden slag won, of anders door den tegenspeler, welke het eerst een slag wint.

*) Indien bij het uitkomen door den verkeerden tegenspeler eenige kaarten van den blinde zichtbaar zijn na het voor de beurt uitkomen en voordat de leider de kleur noemt, waarin moet worden uitgekomen, mag deze de voor de beurt voorgespeelde kaart slechts behandelen als een strafkaart.

Tegenspelers spelen tegelijk voor.
7. Als de tegenspelers tegelijk voorspelen, is het juiste voorspelen geldig en de verkeerd gespeelde kaart wordt een strafkaart.

Te vroeg bijspelen door een tegenspeler.
8. Wanneer een tegenspeler bijspeelt bij een slag, als het de beurt is van zijn maat om bij te spelen, mag de leider, uitgezonderd, wanneer hij uit beide handen heeft bijgespeeld, van den anderen tegenspeler eischen in de voorgespeelde kleur zijn hoogste of laagste kaart bij te spelen, en mocht hij geen kleur kunnen bekennen, in een bepaalde kleur *) bij te spelen.

*) Een tegenspeler, die zijn laatste kaart aan zijn maat toont, voordat deze in den twaalfden slag heeft bijgespeeld, wordt geacht in een slag te hebben bijgespeeld, wanneer het de beurt is van den maat om bij te spelen.

Te vroeg voorspelen door een tegenspeler.
9. Indien een tegenspeler voorspeelt voor den volgenden slag, voordat zijn maat voor den loopenden slag heeft bijgespeeld, mag de leider van den anderen tegenspeler eischen in de voorgespeelde kleur zijn hoogste of laagste kaart in den loop enden slag bij te spelen, en mocht hij geen kleur kunen bekennen in een bepaalde kleur bij te spelen. Mocht de overtreder den loopenden slag niet winnen, dan heeft hij voor zijn beurt voor den volgenden slag voorgespeeld.

Spelen voordat de straf is genoemd.
10. Indien eenige speler, die onderworpen is aan een straf, bestaande in voorspelen of bijspelen, speelt, voordat de straf genoemd of opgelegd is, wordt het recht om de straf op te leggen daardoor niet beïnvloed. De leider mag een kaart, die door een teqenspeler aldus te vroeg is gespeeld, behandelen als een strafkaart. Als de niet-overtredende partij na den overtreder speelt voor de straf te noemen of op te leggen, vervalt het recht eenige straf op te leggen.

27. Het verzaken
Herstelde verzaking.
1. Als een speler verzaakt en zijn verglssmg herstelt door de onjuiste kaart terug te nemen, voordat de verzaking voldongen is, dan moet hij een juiste kaart in de plaats spelen, en als de verkeerde kaart toebehoort aan:

a) een tegenspeler: mag de leider die kaart behandelen als een strafkaart. of van hem eischen om zijn hoogste of laagste kaart bij te spelen; *)
b) den leider: mag deze kaart worden terugqenomen, en als de tegenspeler aan de linkerhand van den leider in den slag heeft bijgespeeld na den leider, mag hij van den leider eischen, zijn hoogste of laagste kaart in de juiste kleur te spelen;
c) den blinde: dan wordt de kaart zonder straf teruggelegd.

Een kaart, bijgespeeld door een speler van de nietovertredende partij, nà een verzaking en vóór het herstel, mag teruggenomen worden.

*) Deze straf mag niet worden opgelegd,. als de hand van een tegenspeler, bij zijn verzaken, openlag als gevolg van het opeischen van een slag door den leider.

Daden, die een verzaking voldongen maken.
2. Een verzaking, anders dan die begaan bij het voorspelen, wordt voldongen, wanneer een speler van de overtredende partij voor- of bijspeelt in den volgenden slag. behalve dat zulk een verzaking begaan in den twaalfden slag nooit voldongen wordt.
Een verzaking, begaan bij het voorspelen, wordt voldongen, wanneer de maat van den overtreder bijspeelt in den slag, waarin is verzaakt.

Onderzoek naar een mogelijke verzaking.
3. Een speler mag vragen, of het spelen van een kaart een verzaking inhoudt, en mag vergen, dat een tegenspeler zijn verzaking herstelt, maar niets kan de bepalingen van de vorige paragraaf veranderen of uitstellen.
De blinde mag slechts den leider ondervragen, en, als hij zulks doet, nadat hij opzettelijk een kaart in het spel van een speler heeft ingezien, mag de leider zijn kaart niet terugnemen.

Voldongen verzaking.
4. Wanneer een verzaking is voldongen. geldt de slag als gespeeld en, als de straf voor de verzaking is opgeëischt, worden aan het eind van het spel van de slagen, die door de verzakende partij tijdens het spel. na haar eerste verzaking, gewonnen werden (met inbegrip van den slag waarin werd verzaakt) aan de niet overtredende partij overgedragen: twee dergelijke slagen voor de eerste verzaking van een partij en één dergelijke slag voor iedere volgende verzaking door dezelfde partij; geen slagen worden evenwel overqedragen:

(1) wanneer de verzaking werd begaan uit een hand, die op het tijdstip der verzaking rechtmatig was opengelegd; of
(2) wanneer de straf voor de verzaking wordt opgeëischt of de aandacht er op wordt gevestigd, nadat het afnemen voor de volgende gift is voltooid, of, als de verzaking plaats had in het laatste spel van een robber, nadat de uitslag van den robber is vastgesteld.

Opteekenen van overgedragen slagen.
5. Een overgedragen slag telt bij het opteekenen als een slag, die werd gewonnen in het spel door de partij, welke hem ontvangt.

Vaststellen van een beweerde verzaking.
6. Aan het einde van een spel mogen de slagen en ongespeelde kaarten worden nagekeken om een beweerde verzaking vast te stellen en, als na een dergelijke bewering, een tegenspeler de kaarten zoo dooreen mengt, dat het onmogelijk is de bewering te bewijzen, moet zij als juist erkend worden.

28. Slagen
Navraag naar gespeelde kaarten.
1. Een speler mag, totdat de slag is losgelaten. van de spelers vorderen, dat zij de kaarten noemen, die zij uit elke hand gespeeld hebben.

Opnemen van slagen.
2. Een volledige slag moet worden opgenomen en omgekeerd op tafel neergelegd, door een speler van de partij, die den slag won. De kaarten van elken losgelaten slag behooren bijeen te worden gehouden, zoodat zijn aard gevoegelijk kan worden vastgesteld, en de slagen, gemaakt door een partij, behooren zoo te worden gerangschikt, dat hun aantal en volgorde duidelijk is.

Inzien van een losgelaten slag.
3. Indien voor het einde van het spel een losgelaten slag wordt ingezien, teekent de tegenpartij 50 premiepunten op, tenzij;

a) er een verschil van meening is betreffende welke hand den slag won;
b) deze een onjuist aantal kaarten blijkt te bevatten; of
c) het noodig is den slag om te keeren, ten einde een verkeerde kaart te vervangen door een juiste.

De verkeerde partij neemt den slag op.
4. Een slag, welke bij vergissing door de partij wordt opgenomen, die hem niet won, behoort te worden overgedragen, of mag worden opgeëischt volgens regel 38.

Vestigen van de aandacht van den maat op een slag.
5. Wanneer de aandacht van een speler op eenige wijze wordt gevestigd op den loopenden slag voordat hij er in bijgespeeld heeft en zonder dat hij er naar gevraagd heeft (bijv. door te zeggen, dat de slag aan hem is, door zijn kaart te noemen, of door de kaarten naar zich toe te halen), mag de leider of de teqenspeler aan de linkerhand van den blinde, naar gelang het geval is, van den maat van den overtreder eischen, in de voorgespeelde kleur zijn hoogste of laagste kaart bij te spelen, en mocht hij geen kleur kunnen bekennen, een kaart van een bepaalde kleur.

29. Niet uitgespeelde spellen
Opeischen of afstaan van slagen door den leider.
1. Indien de leider een of meer der overblijvende slagen opeischt of afstaat, dan wel dit door het openleggen van zijn spel of op eenige andere wijze te kennen geeft, moet hij zijn spel open op tafel laten liggen, en terstond een duidelijke verklaring geven *) hoe hij van plan is de overblijvende slagen te spelen, met uiteenzetting van de volgorde, waarin hij denkt zijn kaart te spelen uit elk zijner twee handen en van de gebruikmaking van elke kaart.
Elk der beide tegenspelers mag zulk een verklaring verlangen, of mag van den eischer verder spelen verlangen.
De leider mag ingeval van een dergelijken eisch of afstand niet snijden, zonder dit reeds bij het opeischen of afstaan aangekondigd te hebben, noch mag hij vaneenige gedane verklaring afwijken.
De leider mag de kaarten, welke in verband met zijn eisch of afstand opengelegd zijn, niet behandelen als strafkaarten.
Als beide tegenspelers hun kaarten hebben ingeworpen, moet de eisch of afstand van den leider ingewilligd worden. Het openleggen van kaarten houdt geen inwerpen in.

*) Elke verklaring betreffende een voorgenomen speelwijze voldingt een verzaking in den vorigen slag, als bedoeld in regel 26 sub 3 c.

Aanspraak maken op of afstand doen van slagen door een tegenspeler.
2. Een tegenspeler mag elk van zijn kaarten aan den leider toonen, teneinde een of meer der overblijvende slagen **) op te eischen of af te staan. Een afstand van slagen door een tegenspeler, geldt niet, tenzij de andere tegenspeler daarin toestemt.

**) Volgens regel 32 par. 1 wordt elke kaart, door een teqenspeler gezien, terwijl zijn maat deze aan den leider toont, of elke kaart, welke een tegenspeler open op tafel heeft gelegd, ten einde een of meer der overblijvende slagen op te eischen, een strafkaart.

Bij vergissing afstaan van slagen.
3. Wanneer een partij een slag afstaat, die zij - bij welke wijze van spelen dan ook - niet zou kunnen verliezen, dan is zulk een afstand ongeldig.

30. MAAT VAN DEN LEIDER.*)
1. De blinde verliest al zijn rechten, wanneer hij opzettelijk in de kaarten kijkt in het spel van een speler. Daarna moet hij blijven zwijgen met betrekking tot eenig voorval in verband met het spel, en als hij verzuimt dit te doen, nadat een tegenspeler een onregelmatigheid heeft begaan, mag de leider geen straf opleggen voor de overtreding.

2. Wanneer de blinde niet opzettelijk een kaart in het spel van een speler heeft ingezien, mag hij:

a) antwoorden op een redelijke vraag van een der spelers;
b) op verzoek kwesties over een feit of regel bespreken;
c) den leider ondervragen over zijn mogelijke verzaking;
d) de aandacht vestigen op een onreqelmatiqheid van een tegenspeler en den leider vragen, of deze weet welke rechten hij heeft.

De blinde heeft geen andere rechten dan de hovenstaande, voorwaardelijke rechten; hij geldt niet als speler.

3. Wanneer de blinde door het aanraken van een kaart of op eenige andere wijze, het voor- of bijspelen van een kaart suggereert, mag de tegenspeler aan zijn linkerhand van den leider eischen die kaart al of niet te spelen, tenzij een dergelijk spelen een verzaking zou inhouden.

4. Wanneer de blinde ongevraagd den leider mededeelt, uit welke hand deze moet voorspelen, of hem waarschuwt, niet uit de verkeerde hand voor te spelen, mag de tegenspeler aan de linkerhand van den blinde, kiezen, uit welke hand de leider moet voorspelen.

NOOT. Andere straffen, welke van toepassing zijn op den blinde, voor een onjuiste handelwijze zijnerzijds, zijn bepaald in regel 27 par. 6 (vaststelling van een beweerde verzaking), regel 28 par. 3 en 5 (slagen), en in regel 31 par. 3 (eischen van een straf).

*) Gewoonlijk "Blinde" genoemd, nadat hij zijn kaarten met de beeldzijde naar boven op de tafel heeft gelegd.

31. EISCHEN VAN EEN STRAF ONDER HET SPELEN.
1. Wanneer een onregelmatigheid is begaan, mag elke speler er de aandacht op vestigen, zijn maat te vragen of hij zijn rechten kent en inlichtingen geven of krijgen betreffende den desbetreffenden regel (par. 2 van den voorgaanden regel geeft de rechten van den blinde aan).
2. Alle kwesties met betrekking tot welke straf op een bepaalde overtreding van toepassing is, moeten voordat de straf werkelijk wordt ondergaan, dan wel andere maatregelen worden genomen, worden geregeld. Een eens ondergane slag of eenmaal genomen maatregel blijft geldig, al blijkt deze later onjuist te zijn geweest.
3. Het recht om eenige straf op te leggen, vervalt, behalve wanneer een straf automatisch intreedt, wanneer de maats overleggen, welke van de mogelijke straffen te eischen, of welk voordeel is te behalen in het eischen van eenige straf, of als een speler, die daartoe niet gerechtigd is, de straf eischt.

32. STRAFKAART VAN EEN TEGENSPELER.
1. Wanneer tijdens het spelen een tegenspeler een kaart met de beeldzijde naar boven op tafel laat vallen, de beeldzijde ziet van een der kaarten van zijn maat (uitgezonderd de bepalingen in regel 29 par. 1) een opmerking maakt, welke een van zijn kaarten aan zijn maat kenbaar maakt, of eenige kaart noemt in de hand van zijn maat, wordt elke dergelijke kaart een strafkaart.
2. Een strafkaart moet, met de beeldzijde boven, op tafel blijven liggen, totdat deze gespeeld wordt en :
telkens wanneer het de beurt is van den tegenspeler in wiens bezit zij is om te spelen - waarbij hij verplicht is kleur te bekennen - als hij slechts één strafkaart heeft, moet hij deze spelen; heeft hij twee of meer strafkaarten. dan mag de leider van hem eischen een van deze bij te spelen.

33. Nieuwe gift gedurende het tijdvak van het spelen
Het spel kaarten blijkt onvoltallig.
1. Er moet opnieuw worden gegeven door denzelfden gever met hetzelfde of een juist spel kaarten, indien blijkt, dat het aantal kaarten in het spel onvoltallig is, of dat er twee dezelfde kaarten in het spel zijn.

Een kaart te veel.
2. Dezelfde gever moet opnieuw geven als een hand een kaart te veel heeft en óf een andere speler een kaart minder heeft dan het juiste aantal kaarten, of het teveel niet ontstond door te verzuimen in een slag bij te spelen. Wanneer het teveel een gevolg is van het verzuim om in een slag bij te spelen, moet de overtreder terstond een kaart uit de overtollige hand verwijderen en zoo mogelijk moet dit een kaart zijn, welke hij redelijkerwijze bij den onvolledigen slag kon hebben bijgespeeld; en als hij in een lateren slag heeft bijgespeeld, draagt zijn partij een tijdens het spel gewonnen slag over aan de niet-overtredende partij.

Onvolledige hand.
3. Er moet opnieuw worden gegeven door denzelfden gever, wanneer één hand minder en geen andere hand meer dan het juiste aantal kaarten heeft en wanneer na behoorlijk zoeken, hetwelk verplicht is, de ontbrekende kaart of niet gevonden kan worden of op zulk een plaats wordt gevonden, dat het duidelijk is, dat deze niet naar behooren was gegeven aan de onvolledige hand.

In elk ander geval, ook wanneer de ontbrekende kaart in het andere spel wordt gevonden, moet deze aan den bezitter worden teruggegeven en kan een strafkaart worden. De bezitter valt onder de toepassing van den regel op verzakingen, maar geen hoogere slag dan twee slagen mag hem opgelegd worden voor voldongen verzakingen begaan met een ontbrekende kaart.

Als een losgelaten slag meer dan vier kaarten bevat en er twijfel bestaat, welke kaart er bij vergissing in was opgenomen, mag de leider of de tegenspeler aan de linkerhand van den overtreder, al naar het geval ligt, aanwijzen, welke kaart aan de onvolledige hand van de andere partij moet worden teruggegeven.

SPEELMANIEREN.
Vermijdt:

Zorgeloos voor de beurt spelen.
Door woord, gedrag of gebaar een aanwijzing geven over den aard van het spel in eigen hand.
Een opmerking, vraag of gebaar, waaruit een gevolgtrekking kan worden gemaakt.
Goedkeuring of afkeuring te kennen geven aangaande het spelen van zijn maat.
Zich laten beïnvloeden bij het spelen door aarzeling, een opmerking of de houding van zijn maat.
Een onnoodig verzoek om aan te geven, welke spelers bepaalde kaarten van een slag speelden.
Een kaart spelen met bijzonderen nadruk.
Onnoodig talmen bij het spelen in een slag, wanneer het spel geen nadenken vordert.
Een kaart uit zijn spel nemen, voordat het zijn beurt is om voor te spelen of bij te spelen. Bijv. het gereedhouden van een kaart door een tegenspeler, voordat zijn maat in den loopenden slag heeft bijgespeeld, kan den wensch te kennen geven om aan slag te blijven, en het gereedhouden van een kaart door den tegenspeler, nadat men heeft voorgespeeld, kan den maat aanwijzen, dat de voorgespeelde kaart - hoewel niet de hoogste - toch een winnende kaart is en dit kan nog duidelijker zijn, als de volgende keer in een andere kleur wordt voorgespeeld.
Vrijwillig geven van inlichtingen, die slechts op verzoek mogen worden gegeven.
Nalaten om de gemaakte slagen in behoorlijke volgorde en duidelijk afgescheiden van elkaar te bewaren, of toestaan, dat eenige daarvan aan de tegenovergestelde zijde van de tafel geplaatst worden.
Om, als blinde, het spel van den leider in te zien, nadat het bieden is gesloten, of van de tafel op te staan, om den leider gade te slaan bij het spelen van het spel, of een kaart in de hand van een tegenspeler in te zien, of eenige opmerking of mededeeling te doen, waartoe men niet gerechtigd is.

Het is bijzonder onbetamelijk om :

Te kijken naar de plaats in de hand van een speler waaruit hij een kaart trekt, en eenige gevolgtrekking daar uit te maken.
De aandacht te vestigen op het aantal slagen, dat noodig is om het contract te winnen of te doen verliezen, of op het feit, dat aan het contract reeds voldaan is.
Ongeoorloofde inlichting te geven over eenig voorval bij het bieden.
Toebereidselen te maken voor het bijeenvoegen van een slag, voordat alle vier spelers hebben bijgespeeld.

Een partij behoort geen ongebruikelijke conventie bij het spelen te gebruiken, zonder de tegenpartij van haar beteekenis mededeeling te hebben gedaan.

Het is niet verkeerd om, behalve in de gevallen, waarin voor den blinde bepaalde regels gelden, een maat te waarschuwen tegen het overtreden van eenigen spelregel, bijv. tegen voorspelen of bijspelen voor de beurt.

Het is niet verkeerd om te zwijgen bij een verzaking van de eigen partij, behalve wanneer het een verzaking is in het bijspelen in den twaalfden slag.

Toeschouwers of leden, die niet spelen, behooren zich er van te onthouden, om de aandacht te vestigen op een onregelmatigheid of vergissing in het spel of op eenig feit of eenigen regel, behalve wanneer zij gevraagd worden hun meening te uiten.