Sjabloon:1997:HVI4

Uit Spelregels voor tafelarbiters

DEEL IV SLAGEN Art. 65 t/m 67

ARTIKEL 65 Rangschikken van de slagen

A. Voltooide slag

Als in een slag vier kaarten zijn gespeeld, legt elke speler zijn eigen kaart met de beeldzijde naar beneden voor zich op tafel.

B. Bijhouden van gemaakte slagen

1. Gemaakte slagen

Indien de eigen partij de slag heeft gemaakt, wordt de kaart met de smalle zijde naar de partner neergelegd.

2. Niet gemaakte slagen

Indien de tegenstanders de slag hebben gemaakt, wordt de kaart met de smalle zijde in hun richting neergelegd.

C. Ordelijkheid

Elke speler legt iedere door hem gespeelde kaart in de gespeelde volgorde in een geordende rij neer, waarbij de kaarten elkaar gedeeltelijk bedekken. Dit dient zodanig te gebeuren dat na afloop van het spelen een reconstructie van het spelverloop mogelijk is, opdat zo nodig vastgesteld kan worden hoeveel slagen iedere partij gemaakt heeft, of in welke volgorde de kaarten gespeeld zijn.

D. Overeenstemming over het eindresultaat

Een speler behoort de door hem gespeelde kaarten op de onder C vereiste wijze te laten liggen totdat men het eens is over het aantal gemaakte en niet-gemaakte slagen. Een speler die zich niet houdt aan het bepaalde in dit artikel, riskeert zijn rechten te verliezen inzake:

- een bewering over al dan niet gemaakte slagen, als daarover twijfel bestaat,

of

- een bewering dat verzaakt is.


ARTIKEL 66 Inzien van slagen

A. In volgende slag nog niet gespeeld

De leider of elke tegenspeler mag, zolang zijn eigen partij nog niet voor- of bijgespeeld heeft in de volgende slag, en zolang zijn kaart nog met de beeldzijde naar boven op tafel ligt, verlangen dat alle in deze slag gespeelde kaarten getoond worden.

B. De eigen laatstgespeelde kaart

De leider of elke tegenspeler mag zijn eigen laatstgespeelde kaart inzien (maar niet tonen) totdat er een kaart in de volgende slag voorgespeeld wordt.

C. Dichtgelegde slagen

Daarna mogen dichtgelegde slagen pas ingezien worden na afloop van het spel (behalve op uitdrukkelijke aanwijzing van de wedstrijdleider, bijvoorbeeld om vast te stellen of er terecht beweerd wordt dat er verzaakt is).

D. Na afloop van het spelen

Nadat het spelen is afgelopen, mogen alle kaarten worden ingezien om overeenstemming te bereiken over een bewering dat verzaakt is of over het aantal gemaakte en niet gemaakte slagen, maar men mag andermans kaarten niet aanraken. Als een speler na zo’n bewering zijn gespeelde kaarten zodanig dooreenmengt dat de wedstrijdleider de feiten niet meer kan vaststellen, moet de wedstrijdleider ten gunste van de andere partij beslissen.


ARTIKEL 67 Onjuiste slag

A. Hooguit één partij heeft in de volgende slag gespeeld

Als een speler verzuimd heeft in een slag bij te spelen of te veel kaarten in een slag heeft gespeeld, moet de fout hersteld worden als er op de onregelmatigheid wordt geattendeerd voordat een speler van elke partij in de volgende slag gespeeld heeft.

1. Speler heeft verzuimd bij te spelen

Om het verzuim goed te maken, voegt de overtreder een reglementair juiste kaart toe.

2. Speler heeft te veel kaarten gespeeld

Om het spelen van te veel kaarten in een slag te herstellen, moet artikel 45E (vijfde kaart in een slag) of artikel 58B (twee of meer kaarten gelijktijdig uit één hand) toegepast worden.

B. Een speler van beide partijen heeft in de volgende slag gespeeld

Als er, nadat een speler van beide partijen in de volgende slag heeft gespeeld, geattendeerd wordt op een onjuiste slag of als de wedstrijdleider vaststelt dat een slag onjuist is geweest (vanwege het feit dat een speler te veel of te weinig kaarten in zijn hand heeft en een overeenkomstig onjuist aantal gespeelde kaarten bezit) bepaalt de wedstrijdleider welke slag onjuist is geweest. Om het aantal kaarten te herstellen, behoort de wedstrijdleider als volgt te handelen:
1. Overtreder heeft te veel kaarten

Als de overtreder verzuimd heeft in de onjuiste slag bij te spelen, moet de wedstrijdleider eisen dat hij direct een kaart open op tafel legt en die correct tussen zijn gespeelde kaarten plaatst (met deze kaart kan de betreffende slag niet alsnog gemaakt worden).
(a) Overtreder kan bekennen
Als de overtreder kan bekennen in de onjuiste slag, moet hij een kaart in de voorgespeelde kleur tussen zijn gespeelde kaarten plaatsen en is er geen straf.
(b) Overtreder kan niet bekennen
Als de overtreder niet kan bekennen in de onjuiste slag, plaatst hij een willekeurige kaart tussen zijn gespeelde kaarten en (strafbepaling) wordt hij geacht verzaakt te hebben in de onjuiste slag - hij kan bestraft worden met het afstaan van één slag, zoals bepaald in artikel 64.

2. Overtreder heeft te weinig kaarten

Als de overtreder meer dan één kaart in de onjuiste slag heeft gespeeld, controleert de wedstrijdleider de gespeelde kaarten en schrijft voor dat de overtreder alle extra kaarten 1) in zijn hand terugneemt, waarbij hij de getoonde kaart die in de onjuiste slag is gespeeld, bij de gespeelde kaarten laat liggen (als de wedstrijdleider niet in staat is vast te stellen welke kaart getoond is, laat de overtreder de hoogste kaart, die hij reglementair in die slag had kunnen spelen, bij de gespeelde kaarten liggen). Een aan de hand toegevoegde kaart wordt geacht voortdurend te hebben behoord tot de hand van de overtreder, en indien deze kaart in een eerdere slag had moeten worden gespeeld, is dit verzuim een verzaking.

1) De wedstrijdleider behoort zo mogelijk te vermijden dat er gespeelde kaarten van een tegenspeler worden getoond, maar als een extra kaart, die aan de hand van een tegenspeler wordt toegevoegd, reeds getoond is, wordt dit een strafkaart (zie artikel 50).