Sjabloon:1982:HVI7

Uit Spelregels voor tafelarbiters

Opeisen en afstaan van slagen

Artikel 68. Opeisen of afstaan van slagen door de leider

De leider doet afstand wanneer hij aankondigt, dat hij alle resterende slagen zal verliezen of wanneer hij akkoord gaat met het opeisen door een tegenspeler.
De leider eist slagen op wanneer hij aankondigt, dat hij één of meer van de resterende slagen zal winnen of verliezen, als hij oppert het spelen te bekorten of als hij zijn hand opzettelijk openlegt.
Bij het opeisen van slagen moet de leider zijn voorgenomen speelwijze mededelen. Er mag niet verder worden gespeeld; indien het opeisen van slagen door de leider door een der tegenspelers wordt betwist, moet de wedstrijdleider onmiddellijk worden ontboden; er mag geen enkele handeling plaatsvinden voordat hij aanwezig is 1).

1) Elk spelen na het opeisen of afstaan van slagen moet door de wedstrijd leider ongeldig worden verklaard.
Artikel 69. Beslissing van de wedstrijdleider omtrent betwiste eisen van de leider

Bij het beslissen omtrent een eis, moet de wedstrijdleider het resultaat van het spel voor beide partijen zo billijk mogelijk vaststellen maar elk twijfelachtig punt moet in het voordeel van Je tegenspelers worden beslist. Hij moet als volgt te werk gaan:
a. hij moet van de leider vorderen, dat hij de bij het stellen van zijn eis gegeven uiteenzetting herhaalt; de wedstrijdleider moet dan vorderen dat alle spelers hun kaarten met de beeldzijde naar boven op tafel leggen en de bezwaren van de tegenspelers tegen het opeisen aanhoren;
b. wanneer een tegenspeler nog een troef heeft moet hij een of meer slagen aan de tegenspelers toekennen als:
1. bij het stellen van zijn eis door de leider niets omtrent die troef is gezegd, en
2. het zeer waarschijnlijk is dat de leider zich op het moment van het opeisen niet bewust was dat een troef in de hand van de tegenspeler was achtergebleven, en
3. een slag aan die troef zou kunnen zijn verloren bij ieder normaal spelen 1);
c. hij mag van de leider geen speelwijze aanvaarden die strijdig is met zijn uiteenzetting; als de leider geen passende speelwijze heeft aangekondigd op het moment van zijn oorspronkelijke eis, mag de wedstrijdleider niet toestaan dat de leider een speelwijze volgt waarbij succes afhankelijk is van het ontdekken of een bepaalde kaart al of niet in de hand van een bepaalde tegenstander aanwezig is, tenzij een tegenstander in de kleur van die kaart niet heeft bekend vóórdat de eis werd gesteld of later niet zou bekennen bij iedere aannemelijke speelwijze.

1) 'Normaal' omvat minder goed of zorgeloos spelen, maar geen onredelijk spelen.
Artikel 70. Opeisen of afstaan van slagen door een tegenspeler

Een tegenspeler staat slagen af als hij akkoord gaat met een eis van de leider of te kennen geeft dat hij een of meer van de resterende slagen zal verliezen.
Een tegenspeler eist slagen op als hij bekend maakt een of meer van de resterende slagen te zullen winnen of indien hij met dit oogmerk enige of alle kaarten aan de leider toont. Indien:
a. het opeisen slechts betrekking heeft op een nog in gang zijnde onvoltooide slag, gaat het spel normaal door; kaarten getoond of op andere wijze bekend gemaakt door de tegenspeler bij het stellen van zijn eis worden geen strafkaarten, maar artikel 16 kan van toepassing zijn; zie ook artikel 57;
b. de eis betrekking heeft op volgende slagen, mag het spel niet verder worden gespeeld 1) en moet de tegenspeler aangeven hoe hij zich voorstelt tegen te spelen; als een dergelijke eis door de leider wordt betwist moet de wedstrijdleider onmiddellijk worden ontboden en mag er geen enkele handeling plaatsvinden tot hij aanwezig is; de wedstrijdleider bepaalt het resultaat van het spel zo billijk mogelijk voor beide partijen maar zal aan de leider elke slag toekennen die de tegenspelers bij normaal spelen zouden kunnen verliezen 2).

1) Elk spelen na het opeisen of afstaan van slagen moet door de wedstrijdleider ongeldig worden verklaard.
2) 'Normaal' omvat minder goed of zorgeloos spelen, maar geen onredelijk spelen.

Artikel 71. Intrekking van het afstaan van slagen

Het afstaan van een slag kan door de wedstrijdleider teniet worden gedaan indien:
a. een speler een slag afstaat, die zijn partij in feite heeft gewonnen of als de leider toegeeft een contract verloren te hebben dat hij reeds heeft vervuld of als een tegenspeler toegeeft dat een contract is vervuld dat zijn partij reeds heeft downgespeeld ; om een afstaan op grond van deze bepalingen in te trekken moet de vergissing ter kennis van de wedstrijdleider worden gebracht binnen de termijn gesteld in artikel 88;
b. een slag is afgestaan die door geen enkel aannemelijk spelen van de resterende kaarten verloren kan worden en als de aandacht van de wedstrijdleider hierop is gevestigd. vóórdat alle vier handen weer in het bord zijn opgeborgen;
c. een tegenspeler een of meer slagen afstaat en zijn partner onmiddellijk bezwaar maakt, maar artikel 16 kan van toepassing zijn.