Sjabloon:1932:21

Uit Spelregels voor tafelarbiters

REGEL 21. UITKOMEN OF SPELEN-WANNEER VOLDONGEN.
(1) Een kaart, welke is voor- of bijgespeeld, dan wel door een speler genoemd als de kaart, welke hij wil voorkomen of bijspelen, maar niet worden teruggenomen, uitgezonderd in de gevallen aangegeven of toegestaan in deze regels (regels 45 en 46, uitkomen voor de beurt; regel 49, ontbrekende kaart gevonden in een losgelaten slag; en regel 55, herstellen van eene verzaking).
(2) Een kaart wordt geacht te zijn voorgespeeld of bijgespeeld -
(a) door den leider, als een kaart uit zijn eigen spel met de beeldzijde naar boven op tafel wordt losgelaten of als hij een kaart van het spel van den blinde aanraakt; maar, wanneer hij bij het aanraken van een kaart van het spel van den blinde zegt "Ik orden de kaarten" of dergelijke woorden of als hij die kaart kennelijk met eenig ander doel aanraakt, vormt zoo'n aanraking geen voorspelen of bijspelen.
(b) door een tegenspeler van den leider. wanneer een kaart uit diens spel is uitgenomen en zoo geplaatst of gehouden, dat zijn maat eenig gedeelte van de beeldzijde kan zien.