Hoofdstuk VI Het spelen - Deel IV - Slagen
Uit Spelregels voor tafelarbiters
ARTIKEL 65 Rangschikken van de slagen
- Als in een slag vier kaarten zijn gespeeld, legt elke speler zijn eigen kaart met de beeldzijde naar beneden voor zich op tafel.
B. Bijhouden van gemaakte slagen
- Indien de eigen partij de slag heeft gemaakt, wordt de kaart met de smalle zijde richting partner neergelegd.
- Indien de tegenstanders de slag hebben gemaakt, wordt de kaart met de smalle zijde in hun richting neergelegd.
- Een speler mag erop wijzen dat een kaart in de verkeerde richting gelegd is, maar dit recht eindigt zodra zijn partij voorspeelt of speelt in de volgende slag. Als er later op gewezen wordt, kan artikel 16B van toepassing zijn.
- Elke speler legt iedere door hem gespeelde kaart in de gespeelde volgorde in een geordende rij neer, waarbij de kaarten elkaar gedeeltelijk bedekken. Dit dient zodanig te gebeuren dat na afloop van het spelen een reconstructie van het spelverloop mogelijk is, opdat zo nodig vastgesteld kan worden hoeveel slagen iedere partij gemaakt heeft of in welke volgorde de kaarten gespeeld zijn.
D. Overeenstemming over het eindresultaat
- Een speler behoort de door hem gespeelde kaarten op de onder C vereiste wijze te laten liggen totdat men het eens is over het aantal gemaakte en niet-gemaakte slagen. Een speler die zich niet houdt aan het bepaalde in dit artikel, riskeert zijn rechten te verliezen inzake een bewering over al dan niet-gemaakte slagen als daarover twijfel bestaat, of een bewering (of ontkenning) dat er verzaakt is.
A. In volgende slag nog niet gespeeld
- De leider en elke tegenspeler mag, zolang zijn eigen partij nog niet voor- of bijgespeeld heeft in de volgende slag en zolang zijn kaart nog met de beeldzijde naar boven op tafel ligt, verlangen dat alle in deze slag gespeelde kaarten getoond worden.
B. De eigen laatstgespeelde kaart
- De leider en elke tegenspeler mag zijn eigen laatstgespeelde kaart inzien (maar niet tonen) totdat zijn partij een kaart in de volgende slag gespeeld heeft.
- Daarna mogen dichtgelegde slagen pas ingezien worden na afloop van het spel (behalve op uitdrukkelijke aanwijzing van de wedstrijdleider, bijvoorbeeld om vast te stellen of er terecht beweerd wordt dat er verzaakt is).
- Nadat het spelen is afgelopen, mogen alle kaarten worden ingezien om overeenstemming te bereiken over een bewering dat verzaakt is of over het aantal gemaakte en niet-gemaakte slagen maar men mag andermans kaarten niet aanraken. Als de wedstrijdleider na zo’n bewering de feiten niet meer kan vaststellen en maar één partij heeft haar kaarten door elkaar gemengd, moet de wedstrijdleider ten gunste van de andere partij beslissen.
A. Hooguit één partij heeft in de volgende slag gespeeld
- Als een speler verzuimd heeft in een slag bij te spelen of te veel kaarten in een slag heeft gespeeld, moet de fout hersteld worden als er op de onregelmatigheid wordt geattendeerd voordat een speler van elke partij in de volgende slag gespeeld heeft.
- Om het verzuim een kaart te spelen goed te maken voegt de overtreder een reglementair juiste kaart toe.
- Om het spelen van te veel kaarten in een slag te herstellen moet artikel 45E (vijfde kaart in een slag) of artikel 58B (twee of meer kaarten gelijktijdig uit één hand) toegepast worden.
B. Een speler van beide partijen heeft in de volgende slag gespeeld
- Wanneer de wedstrijdleider vaststelt dat een slag onjuist is geweest (vanwege het feit dat een speler te veel of te weinig kaarten in zijn hand heeft en een overeenkomstig onjuist aantal gespeelde kaarten bezit) en beide partijen gespeeld hebben in de volgende slag, handelt de wedstrijdleider als volgt:
- 1. Als de overtreder verzuimd heeft in de onjuiste slag bij te spelen, moet de wedstrijdleider eisen dat hij direct een kaart open op tafel legt en die correct tussen zijn gespeelde kaarten plaatst (met deze kaart kan de desbetreffende slag niet alsnog gemaakt worden).
- (a) Als de overtreder kan bekennen in de onjuiste slag, moet hij een kaart in de voorgespeelde kleur tussen zijn gespeelde kaarten plaatsen. Hij wordt geacht verzaakt te hebben in de onjuiste slag en moet één slag overdragen in overeenstemming met artikel 64A2.
- (b) Als de overtreder niet kan bekennen in de onjuiste slag, kiest hij een willekeurige kaart en plaatst die tussen zijn gespeelde kaarten. Hij wordt geacht verzaakt te hebben in de onjuiste slag en moet één slag overdragen in overeenstemming met artikel 64A2.
- 2. (a) Als de overtreder meer dan één kaart in de onjuiste slag heeft gespeeld, controleert de wedstrijdleider de gespeelde kaarten en schrijft voor dat de overtreder alle extra kaarten 1) terugneemt en aan zijn hand toevoegt, waarbij hij de ge-toonde kaart die in de onjuiste slag is gespeeld, bij de gespeelde kaarten laat liggen (als de wedstrijdleider niet in staat is vast te stellen welke kaart getoond is, laat de overtreder de hoogste kaart die hij reglementair in die slag had kunnen spelen, bij de gespeelde kaarten liggen). De slag blijft aan de speler die de onjuiste slag won.
- (b) Een aan de hand toegevoegde kaart wordt geacht voortdurend te hebben behoord tot de hand van de overtreder en indien deze kaart in een eerdere slag had moeten worden gespeeld, is dit verzuim een verzaking.
- 3. Als de wedstrijdleider vaststelt dat de overtreder wel degelijk een kaart speelde in de onjuiste slag, maar dat die kaart niet bij de andere dichtgelegde slagen gelegd is, zorgt de wedstrijdleider ervoor dat die kaart gevonden wordt en voegt hij ze op de juiste plaats toe aan de gespeelde kaarten van de overtreder. De wedstrijdleider moet een arbitrale score toekennen als de kaart opnieuw in een volgende slag gespeeld werd en het te laat is om het onreglementair spelen recht te zetten.
- 1) De wedstrijdleider behoort zo mogelijk te vermijden dat er gespeelde kaarten van een tegenspeler worden getoond maar als een extra kaart die aan de hand van een tegenspeler wordt toegevoegd, reeds getoond is, wordt dit een strafkaart (zie artikel 50).