Sjabloon:1949:HIII
HOOFDSTUK III ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE ONREGELMATIGHEDEN. Art.10 t/m 20
Art. 10. De aandacht vestigen op een onregelmatigheid.
- Zodra de aandacht op een onregelmatigheid is gevestigd, moet de wedstrijdleider worden ontboden. Elke speler (behalve de blinde, als die zijn rechten heeft verloren), mag er de aandacht op vestigen. Om herstel te verkrijgen van een door een tegenstander begane onregelmatigheid, moet men de wedstrijdleider ontbieden, zodra men de onregelmatigheid constateert. Het feit, dat de overtredende partij de aandacht vestigt op zijn eigen onregelmatigheid, beïnvloedt in geen enkel opzicht de rechten van de tegenstanders.
Art. 11-13. Het vorderen en bekrachtigen van een straf.
Art. 11. De wedstrijdleider licht de spelers in omtrent alle straffen, onder vermelding en toelichting van een eventuele keuze.
Art. 12. Indien er tussen verschillende straffen mag worden gekozen, mag elke tegenstander (behalve de blinde) de keuze verrichten. Indien de tegenstanders overleg plegen over de keuze of als één van hen te kennen geeft de straf te willen kwijtschelden, mag de wedstrijdleider het recht tot straffen vervallen verklaren.
Art. 13. De spelers hebben niet het recht op eigen initiatief een straf op te leggen of kwijt te schelden. Het door een speler eisen, ondergaan of kwijtschelden van een straf is slechts geldig na bekrachtiging door de wedstrijdleider.
Art. 14-16. Het toekennen van een arbitrale score.
Art. 14. De wedstrijdleider mag een arbitrale score toekennen, zowel op eigen initiatief als op verzoek van een speler, doch slechts in de gevallen dat deze spelregels hem daartoe machtigen of als volgens de mening van de wedstrijdleider:
- a. deze spelregels geen strafbepaling bevatten, die een niet-overtredende deelnemer volledig schadeloos stelt voor een overtreding van de spelregels of de bied- en speelmanieren door een tegenstander;
- b. er geen herstel kan plaats vinden, waardoor het spel op normale wijze kan worden gespeeld;
- c. er een onjuiste straf ondergaan is.
Art. 15. De wedstrijdleider mag niet een arbitrale score toekennen, omdat hij de straf die in deze spelregels is bepaald, te zwaar acht voor de overtreder of te voordelig voor de niet-overtredende partij.
Art. 16. Een arbitrale score kan worden toegekend door wijziging van de scorepunten op het spel, of door bepaling van het aantal matchpunten. Het aantal punten, dat aan de niet-overtredende partij wordt toegekend, mag niet hoger zijn dan nodig is als compensatie voor de onregelmatigheid. Het aantal punten toegekend aan de overtredende partij mag worden verminderd met strafpunten.
De aan een der partijen ter compensatie toegekende punten behoeven niet gelijk te zijn aan de strafpunten, die aan de andere partij worden opgelegd.
Art. 17-18. Onjuist aantal kaarten.
Art. 17. Indien de wedstrijdleider constateert, dat één of meer vakken van een bord een onjuist aantal kaarten bevat, herstelt hij dit aan de hand van de genoteerde kaartverdeling (als deze bestaat), of door de spelers, die het spel te voren hebben gespeeld te raadplegen, of als het spel onjuist was gegeven, door een nieuwe gift voor te schrijven. Hij behoort dan voor te schrijven, dat het spel normaal wordt gespeeld en gewaardeerd, tenzij een speler een kaart van een andere speler heeft gezien en de wedstrijdleider de daardoor verkregen inlichting van zodanige betekenis acht, dat deze storend werkt op de normale gang van zaken, in welk geval hij een arbitrale score behoort toe te kennen en een overtreder mag straffen.
Art.l8. Een ontbrekende kaart die gevonden wordt, wordt geacht tot de onvolledige hand te behoren. Deze kaart kan een strafkaart worden en de speler met de onvolledige hand is verantwoordelijk voor een verzaking, die is begaan door die kaart niet te spelen. Indien de wedstrijdleider vaststelt, dat elk vak van het bord het juiste aantal kaarten bevatte, mag de spelregel betreffende een slag met een onjuist aantal kaarten worden toegepast.
Art. 19. Het spelen van een verkeerd spel.
- Indien spelers een spel spelen, dat in die ronde niet voor hen bestemd is, mag de wedstrijdleider van hen eisen, dat zij het juiste spel later tegen elkaar spelen, doch:
- (a) indien niemand van hen het spel reeds heeft gespeeld, behoort hij de score te handhaven;
- (b) indien wel iemand van hen het spel reeds heeft gespeeld, behoort hij een arbitrale score toe te kennen, doch als het spelen van het spel is beëindigd, voordat het geval te zijner kennis is gebracht, mag hij de score van de niet-overtredende partij niet verlagen.
Art. 20. Ongeoorloofde inlichtingen.
- Indien een speler een ongeoorloof.de inlichting 1) ontvangt betreffende een spel, dat hij speelt of nog moet spelen, moet de wedstrijdleider dadelijk hiervan in kennis worden gesteld, bij voorkeur door degene, die de inlichting verkreeg. De wedstrijdleider behoort te bepalen, dat het spel op normale wijze wordt gespeeld en gewaardeerd, tenzij hij de verkregen inlichting van zodanige betekenis acht, dat deze storend werkt op de normale gang van zaken, in welk geval hij een arbitrale score behoort toe te kennen.
1) Voorbeelden van ongeoorloofde inlichtingen: Het inzien van een verkeerde hand. Het ten onrechte horen van biedingen of opmerkingen aan een andere tafel. Het kennisnemen van een ongeoorloofde opmerking of gebaar van de maat. Het aan zijn eigen tafel zien van een kaart, toebehorende aan een andere speler, voordat het bieden is begonnen.