Sjabloon:1997:46
ARTIKEL 46 Onvolledige of foutieve benaming van een kaart uit de blinde
A. Juiste wijze om kaart uit de blinde aan te duiden
Bij het noemen van een uit de hand van de blinde te spelen kaart behoort de leider duidelijk zowel de kleur als de hoogte van de gewenste kaart te noemen.
B. Onvolledige of foutieve benaming
In geval van een onvolledige of foutieve benaming door de leider ten aanzien van de te spelen kaart uit de blinde gelden de volgende beperkingen (tenzij de andere bedoeling van de leider onomstotelijk vaststaat):
1. Onvolledige aanduiding van de hoogte van de kaart
- Als de leider bij het spelen uit de blinde “hoog” zegt of woorden van gelijke strekking gebruikt, wordt hij geacht de hoogste kaart genoemd te hebben; in de vierde hand kan hij geacht worden de laagst winnende kaart van de aangeduide kleur genoemd te hebben; als hij de blinde opdraagt de slag te nemen, wordt hij geacht de laagste kaart te hebben genoemd waarmee de slag kan worden gemaakt. Als hij “laag” zegt of woorden van gelijke strekking gebruikt, wordt hij geacht de laagste kaart te hebben genoemd.
2. Aanduiding van de kleur, niet van de hoogte van de kaart
- Als de leider de kleur aanduidt maar niet de hoogte van de kaart, wordt hij geacht de laagste van de aangegeven kleur te hebben genoemd.
3. Aanduiding van de hoogte van de kaart, niet van de kleur
- Als de leider de hoogte van de kaart aanduidt maar niet de kleur:
- (a) Bij het voorspelen
- De leider wordt in dit geval geacht de kleur te vervolgen waarmee de blinde de voorafgaande slag gemaakt heeft, aangenomen dat er een kaart van de aangegeven hoogte in die kleur aanwezig is.
- (b) In alle andere gevallen
- In alle andere gevallen moet de leider een kaart van de aangegeven hoogte uit de blinde spelen als dit reglementair mogelijk is; maar als er twee of meer kaarten zijn die reglementair gespeeld kunnen worden, moet de leider aangeven welke hij bedoelt.
4. Aanduiding van een kaart die niet in de blinde aanwezig is
- Als de leider een kaart noemt die niet in de blinde aanwezig is, is de aanduiding ongeldig en mag de leider elke andere reglementaire kaart kiezen.
5. Noch kleur, noch hoogte wordt aangeduid
- Als de leider het spelen van een kaart aangeeft zonder de kleur of de hoogte te noemen (door bijvoorbeeld te zeggen “Speel maar iets” of woorden van gelijke strekking), mag elke tegenspeler aangeven welke kaart uit de blinde gespeeld moet worden.