Sjabloon:1959:HV2
HET VOORSPELEN EN HET BIJSPELEN. Art. 47 t/m 62
Art. 47-49. Volgorde en verloop van het spelen.
Art. 47. De speler, die in een slag moet voorspelen, mag elke kaart uit zijn hand spelen. Na het voorspelen speelt elke speler in volgorde een kaart bij en de vier aldus gespeelde kaarten vormen een slag.
Art. 48. Elke speler moet zo mogelijk bekennen. Deze verplichting gaat boven alle andere van de spelregels. Indien een speler niet kan bekennen, mag hij elke andere kaart spelen, tenzij hij op grond van een opgelegde straf verplicht is een bepaalde kaart te spelen.
Art. 49. Een slag, die één of meer troeven bevat, is gewonnen door de speler van de hoogste troef. Een slag, die geen troef. bevat, is gewonnen door de speler van de hoogste kaart van de voorgespeelde kleur. De winnaar van een slag moet in de volgende slag voorspelen.
Art. 50-52. Gespeelde kaart.
Art. 50. Een kaart van welke hand dan ook, geldt als gespeeld, wanneer deze is genoemd als de kaart, die een speler van plan is te spelen; een speler mag echter zijn aanduiding wijzigen. mits hij dit in één adem doet, of indien hij een kaart noemt, die niet in de hand aanwezig is.
Art. 51. Een kaart van een niet geopende hand geldt als gespeeld, wanneer die kaart met de beeldzijde naar boven de tafel raakt, nadat de speler die uit zijn overblijvende kaarten heeft genomen, met de kennelijke bedoeling deze te spelen; een aldus door een tegenspeler uit zijn hand genomen kaart geldt ook als gespeeld, zodra zijn maat de beeldzijde er van ziet.
Art. 52. Tenzij door woord of gebaar duidelijk is, dat een kaart wordt aangeraakt met een andere bedoeling dan om die kaart te spelen, geldt een kaart van de blinde als gespeeld, als de leider, en een kaart van een andere geopende hand als de bezitter deze aanraakt.
Art. 53. Terugnemen van een gespeelde kaart.
- Een gespeelde kaart mag niet worden teruggenomen, behalve om:
- a. te voldoen aan een straf;
- b. een verzaking te herstellen;
- c. de fout, bestaande in het spelen van meer dan één kaart in een slag, te herstellen;
- d. een andere kaart te spelen, nadat:
- 1. een tegenstander zijn verzaking heeft hersteld;
- 2. een tegenstander zijn verzuim te voldoen aan een opgelegde straf heeft hersteld;
- 3. de blinde het omleggen van een verkeerde kaart heeft hersteld.
Art. 54. Voor de beurt spelen door een tegenspeler.
- Indien een tegenspeler voorspeelt voor de volgende slag, voordat zijn maat in de lopende slag heeft bijgespeeld, of voor zijn beurt speelt voordat zijn maat heeft gespeeld, geldt als straf, dat de leider van de maat van de overtreder mag vorderen, dat deze speelt:
- a. zijn hoogste kaart van de voorgespeelde kleur, of
- b. zijn laagste kaart van de voorgespeelde kleur, of
- c. een kaart van een andere te noemen kleur 1).
- Indien de leider uit beide handen heeft gespeeld, is een tegenspeler niet aan straf onderworpen wegens het spelen voordat zijn maat heeft gespeeld.
1) Dit artikel geeft naar onze mening geen volkomen bevredigende oplossing voor alle gevallen, die zich kunnen voordoen. In het maandblad van april 1959 is hieraan een beschouwing gewijd.
Art. 55-57. Ten onrechte voorspelen.
Art. 55. Ten onrechte voorspelen mag worden behandeld als een juist voorspelen. Het moet als zodanig worden behandeld, als een speler van het andere paar een kaart bijspeelt, voordat de aandacht op de onregelmatigheid is gevestigd. 1)
1) Na het uitkomen door de verkeerde tegenspeler:
a. behoort de leider zijn kaarten niet open te leggen; indien hij zulks toch onopzettelijk doet is art. 65 toepasselijk;
b. behoort de blinde zijn kaarten niet open te leggen, voordat de andere tegenspeler is uitgekomen, maar indien de leider het verkeerde uitkomen ais juist wil behandelen, behoort de blinde ze wel open te leggen voordat de leider uit eigen hand speelt.
Art. 56. Indien een der tegenspelers van de leider vordert, dat deze zijn ten onrechte voorgespeelde kaart terugneemt, wordt deze zonder straf teruggenomen en indien de leider heeft voorgespeeld uit de verkeerde hand, moet hij uit de juiste hand voorspelen, en voor straf, zo mogelijk met een kaart van dezelfde kleur. Indien een tegenspeler de aandacht vestigt op het ten onrechte voorspelen door de leider, staat dit gelijk met de eis, de gespeelde kaart terug te nemen.
Art. 57. Indien de leider vordert, dat een tegenspeler zijn ten onrechte voorgespeelde kaart terugneemt:
- a. en het de beurt van de leider was, uit eigen hand of uit de blinde voor te spelen, moet de leider uit de juiste hand voorspelen en wordt de ten onrechte voorgespeelde kaart een strafkaart;
- b. en het de beurt van de andere tegenspeler was, voor te spelen, geldt als straf, dat de leider het voorspelen in die kleur mag verbieden, in welk geval de ten onrechte gespeelde kaart wordt teruggenomen; of dat hij de ten onrechte gespeelde kaart als een strafkaart mag behandelen, in welk geval elke kaart mag worden voorgespeeld.
Art. 58. Gelijktijdig voor- of bijspelen.
- Indien een speler gelijktijdig voor- of bijspeelt met de speler wiens beurt het is, geldt de ten onrechte gespeelde kaart als daarna bijgespeeld.
- Indien een tegenspeler gelijktijdig twee of meer kaarten voor- of bijspeelt moet hij bepalen, welke kaart hij als gespeeld wenst te beschouwen en wordt (worden) de overige als strafkaart behandeld.
Art. 59. Niet kunnen voor- of bijspelen zoals vereist is.
- Indien een speler niet kan spelen zoals vereist is om aan een straf te voldoen, omdat hij geen kaart van de verlangde kleur heeft of omdat hij moet bekennen, mag hij elke juiste kaart spelen. Daarmee is aan de straf voldaan, behalve in het geval van een strafkaart; deze moet dan bij de eerstvolgende reglementaire gelegenheid worden gespeeld.
Art. 60-62. Spelen, voordat een straf is bekrachtigd.
Art. 60. Indien de leider uit eigen hand of uit de blinde speelt, voordat een straf wegens onjuist spelen is bekrachtigd, wordt hij geacht van straf af te zien.
Art. 61. Indien een tegenspeler bijspeelt, nadat van de leider is gevorderd een door hem voor de beurt voorgespeelde kaart terug te nemen, wordt de kaart van de tegenspeler een strafkaart.
Art. 62. Het spelen door een speler van het overtredende paar voordat een straf is bekrachtigd, ontneemt het niet-overtredende paar niet het recht tot het vorderen van een straf.