Sjabloon:1975:HI

Uit Spelregels voor tafelarbiters
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 22 aug 2019 om 21:40

HOOFDSTUK I OMSCHRIJVINGEN

Arbitrale score.
Een score, die de wedstrijdleider naar eigen inzicht bepaalt (zie artikel 12).
Bekennen.
Een kaart spelen van de voorgespeelde kleur.
Beurt.
Het juiste ogenblik, waarop een speler mag bieden of spelen.
Bieden.
1. De procedure ter bepaling van het contract door middel van opeenvolgende biedingen.
2. Het geheel van gedane biedingen.
3. De periode, waarin de biedingen worden gedaan.
Bieding.
Elk bod, doublet, redoublet of pas.
Blinde
(dummy). De partner van de leider; hij wordt blinde nadat het bieden is gesloten.
Bod.
Het noemen van een aantal trekken, dat men tenminste bereid is in de genoemde speelsoort te maken.
Bord.
Een wedstrijdhord, zoals dit is omschreven in artikel 2; of de vier handen, zoals die oorspronkelijk zijn gegeven en in de vier vakken van het bord zijn geplaatst om gedurende een zitting te worden gespeeld.
Contract.
Het op zich nemen door de partij van de leider om in de genoemde speelsoort, al dan niet gedoubleerd of geredoubleerd, het aantal trekken te maken, dat in het eindbod is genoemd.
Conventie.
1. Een bieding welke, door de tussen de partners gemaakte afspraak, dient om een betekenis over te dragen, die niet noodzakelijkerwijze verband hoeft te houden met de genoemde speelsoort.
2. Een speelwijze van de tegenspelers, welke dient om een betekenis over te dragen, die eerder op afspraak dan op gevolgtrekking berust.