Sjabloon:1963:HVI OPEISEN EN AFSTAAN VAN SLAGEN

Uit Spelregels voor tafelarbiters
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 21 aug 2019 om 14:57
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

OPEISEN EN AFSTAAN VAN SLAGEN. Art. 70 t/m 74

Artikel 70. Opeisen en afstaan van slagen door de leider.

De leider maakt een eis op resterende slagen geldend, telkens als hij aankondigt één of meer der resterende slagen te zullen winnen of verliezen, of als hij oppert, dat het spel bekort kan worden, of als hij zijn hand openlegt. De leider behoort geen eis geldend te maken, indien er enige twijfel bestaat omtrent het aantal te winnen of te verliezen slagen.

Artikel 71. Gang van zaken na het opeisen van slagen door de leider.

Indien de gegrondheid van zulk een eis van de leider door een tegenspeler in twijfel wordt getrokken, moet onmiddellijk de wedstrijdleider worden ontboden en mag, in afwachting van zijn komst geen enkele handeling plaats hebben. Indien één der tegenspelers, na zulk in twijfel trekken en vóórdat de wedstrijdleider is verschenen, doorspeelt, kan hij zijn, krachtens art. 72, verleende rechten verspelen.

Artikel 72. Beslissing van de wedstrijdleider omtrent een betwiste eis.

Om te beslissen omtrent de eis, behoort de wedstrijdleider als volgt te werk te gaan:
a. hij moet van de leider vorderen, dat hij zijn kaarten met de beeldzijde naar boven op tafel laat liggen en moet één of beide tegenspelers toestaan hun handen open te leggen. Een tegenspeler is niet aan straf onderworpen voor een overtreding, die hij mocht begaan, terwijl zijn hand openligt;
b. hij moet van de leider verlangen, elke reeds gegeven uiteenzetting te herhalen en zonodig van hem vorderen, dat hij de juiste volgorde vermeldt, waarin hij zijn overgebleven kaarten van plan is te spelen;
c. hij mag de leider niet toestaan te profiteren van een inlichting, die hij eerst na het stellen van zijn eis heeft verkregen, in het bijzonder omtrent de plaats van één of meer kaarten, die de tegenstanders nog in hun bezit hebben, zelfs al zou de leider deze inlichtingen toch bij een normaal spelverloop hebben gekregen;
d. hij mag de leider niet toestaan een speelwijze te volgen, die in strijd is met een eerdere uiteenzetting; en, indien de leider geen behoorlijke en afdoende verklaring onmiddellijk bij het stellen van zijn eis heeft gegeven, mag de wedstrijdleider hem niet toestaan een speelwijze te volgen, waarbij het welslagen afhankelijk is van de ontdekking, dat een bepaalde tegenspeler al of niet een bepaalde kaart heeft, tenzij een tegenspeler in de kleur van die kaart reeds niet heeft bekend, vóórdat de eis werd kenbaar gemaakt;
e. hij moet de uitslag van het spel zo billijk mogelijk voor beide partijen vaststellen, maar elk twijfelachtig punt moet in het voordeel van de tegenspelers worden beslist.

Artikel 73. Opeisen en afstaan van slagen door de tegenspelers.

Indien een tegenspeler één of meer slagen opeist of afstaat, kan hij dit doen door enige of al zijn kaarten alleen aan de leider te tonen, doch dit betekent niet, dat hij daardoor is gevrijwaard voor de straffen volgens art. 16.
Indien een tegenspeler bij zijn eis of afstand van slagen zijn kaarten openlegt, een kaart uit zijn hand noemt of het mogelijk maakt, dat zijn maat één of meer van zijn resterende kaarten kan zien, worden zijn kaarten geen strafkaarten, maar de leider mag desgewenst de resterende kaarten van de andere tegenspeler als strafkaarten behandelen.

Artikel 74. Intrekking van het afstaan van slagen.

Het afstaan van een slag kan worden ingetrokken:
a. indien een speler een slag afstaat, die door zijn partij inderdaad is gewonnen; of indien de leider een contract als verloren erkent, terwijl hij het contract reeds heeft vervuld; of indien een tegenspeler een contract als vervuld erkent, dat door zijn partij reeds is down gespeeld; om een afstand op grond van deze bepaling in te trekken, moet de fout ter kennis van de wedstrijdleider worden gebracht en door hem juist worden bevonden binnen de termijn, hiervoor in art. 94 gesteld;
b. indien een slag is afgestaan, die op geen enkele speelwijze der overgebleven kaarten hoe onwaarschijnlijk ook, kan worden verloren en hierop de aandacht van de wedstrijdleider is gevestigd, vóórdat alle vier de handen weer in het bord zijn geborgen;
c. indien een speler één of meer slagen afstaat en zijn maat hiertegen onmiddellijk bezwaar maakt, maar in dat geval mag art. 16 worden toegepast.