Sjabloon:1987:HVI1I
§ I Juiste gang van zaken Art. 41 t/m 45
Artikel 41 Het begin van het spelen
A. Gedekte uitkomst
- Nadat een bod, doublet of redoublet gevolgd is door drie pasbiedingen in volgorde, komt de tegenspeler links van de vermoedelijke leider uit, met de beeldzijde van de kaart naar beneden 1). De gedekte uitkomst mag alleen op aanwijzing van de wedstrijdleider worden teruggenomen na een onregelmatigheid (zie artikel 47 E2); de teruggenomen kaart moet weer aan de hand van de tegenspeler worden toegevoegd.
1) De organiserende instantie mag voorschrijven, dat uitkomsten gedaan worden met de beeldzijde naar boven.
B. Herhaling van het biedverloop en het stellen van vragen
- Voordat de uitkomst open wordt gelegd, mogen zowel de partner van de speler die moet uitkomen als de vermoedelijke leider een herhaling vragen van het biedverloop of om uitleg vragen van een bieding van een tegenstander (zie artikel 20). De leider en beide tegenspelers mogen bij hun eerste beurt om te spelen een herhaling van het bieden vragen; dit recht eindigt, wanneer zij een kaart spelen. De tegenspelers (onderworpen aan artikel 16) en de leider behouden het recht om gedurende de gehele speelperiode uitleg te vragen, als het hun beurt is om te spelen.
C. Uitkomst wordt opengelegd
- Na afloop van deze termijn om vragen te stellen, wordt de uitkomst opengelegd, de speelperiode begint en de hand van de blinde wordt op tafel gelegd. Nadat het te laat is om eerdere biedingen te laten herhalen (zie B, boven), hebben de leider en beide tegenspelers, als het hun beurt is om te spelen, het recht te vernemen wat het contract is en óf, maar niet door wie, het werd gedoubleerd of geredoubleerd.
D. De hand van de blinde
- Nadat de uitkomst is opengelegd, legt de blinde zijn hand open voor zich op tafel, kleur bij kleur en in volgorde gerangschikt, zijn kaarten in rijen in de lengterichting naar de leider toeliggend met de troeven rechts (van de blinde). De leider speelt zowel zijn hand als die van de blinde.
Artikel 42 De rechten van de blinde
A. Onbeperkte rechten
- 1. Informatie verstrekken
- De blinde is gerechtigd, in het bijzijn van de wedstrijdleider, informatie te verstrekken betreffende feiten of spelregels.
- 2. Slagen bijhouden
- Hij mag het aantal gemaakte en niet gemaakte slagen bijhouden.
- 3. Spelen in opdracht van de leider
- Hij speelt de kaarten van de blinde in opdracht van de leider volgens diens aanwijzingen (zie artikel 45 F als de blinde een speelwijze suggereert).
- Hij speelt de kaarten van de blinde in opdracht van de leider volgens diens aanwijzingen (zie artikel 45 F als de blinde een speelwijze suggereert).
B. Beperkte rechten
Bovendien mag de blinde rechten uitoefenen met de beperkingen, aangegeven in artikel 43.
- 1. Informeren naar verzakingen
- De blinde mag de leider (doch niet een tegenspeler), als die in een slag niet heeft bekend, vragen of hij nog een kaart in de voorgespeelde kleur bezit.
- 2. Trachten een onregelmatigheid te voorkomen
- Hij mag proberen om elke onregelmatigheid van de kant van de leider te voorkomen (hij mag bijvoorbeeld de leider waarschuwen tegen voorspelen uit de verkeerde hand).
- 3. Aandacht vestigen op een onregelmatigheid
- Hij mag de aandacht vestigen op elke onregelmatigheid, maar uitsluitend na afloop van het spelen.
- Hij mag de aandacht vestigen op elke onregelmatigheid, maar uitsluitend na afloop van het spelen.
Artikel 43 Beperkingen voor de blinde
A. Beperkingen voor de blinde
- 1. Algemene beperkingen
- (a) Ontbieden van de wedstrijdleider
- Tijdens het spelen behoort de blinde niet het initiatief te nemen tot het ontbieden van de wedstrijdleider.
- (b) Aandacht vestigen op een onregelmatigheid
- Tijdens het spelen mag de blinde niet de aandacht vestigen op een onregelmatigheid.
- (c) Deelnemen aan of commentaar geven op het spelen
- De blinde mag niet deelnemen aan het spelen, noch enig commentaar geven op of vragen stellen over het bieden of spelen.
- (a) Ontbieden van de wedstrijdleider
- 2. Beperkingen waaraan een specifieke straf verbonden is
- (a) Uitwisselen van handen
- De blinde mag zijn hand niet uitwisselen met die van de leider.
- (b) Opstaan om met de leider mee te kijken
- De blinde mag niet opstaan om het spelen van de leider te volgen.
- (c) De hand van een tegenspeler inkijken
- De blinde mag niet op eigen initiatief kijken naar de beeldzijde van een kaart in de hand van een der tegenspelers.
- De blinde mag niet op eigen initiatief kijken naar de beeldzijde van een kaart in de hand van een der tegenspelers.
- (a) Uitwisselen van handen
B. Straffen voor overtreding
- 1. Algemene straffen
- De blinde kan volgens artikel 90 worden bestraft voor elke overtreding van de beperkingen, opgesomd in A 1 en A 2 hierboven.
- 2. Specifieke straffen
- Als de blinde, na overtreding van de beperkingen, opgesomd in A 2 hierboven:
- (a) De aandacht vestigt op een onregelmatigheid, begaan door een tegenspeler
- als eerste de aandacht vestigt op een onregelmatigheid, begaan door een tegenspeler, kan de leider hiervoor geen straf laten opleggen.
- (b) De leider waarschuwt voor verkeerd voorspelen
- de leider waarschuwt niet uit de verkeerde hand voor te spelen, (strafbepaling) mag elk van de tegenspelers bepalen, uit welke hand de leider dient voor te spelen.
- (c) Bij de leider informeert naar een mogelijke onregelmatigheid
- de eerste is die de leider vraagt, of het spelen van een kaart uit de hand van de leider geen verzaking is of een verzuim te voldoen aan een straf, moet de leider, indien hij een onreglementaire kaart speelde, een juiste kaart hiervoor in de plaats spelen en zijn de strafbepalingen van artikel 64 van toepassing.
- de eerste is die de leider vraagt, of het spelen van een kaart uit de hand van de leider geen verzaking is of een verzuim te voldoen aan een straf, moet de leider, indien hij een onreglementaire kaart speelde, een juiste kaart hiervoor in de plaats spelen en zijn de strafbepalingen van artikel 64 van toepassing.
- (a) De aandacht vestigt op een onregelmatigheid, begaan door een tegenspeler
Artikel 44 Volgorde en verloop van het spelen
A. Voorspelen in een slag
- De speler die in een slag voorspeelt, mag elke kaart uit zijn hand spelen (tenzij hij is onderworpen aan een beperking na een onregelmatigheid, begaan door zijn partij).
B. Bijspelen in een slag
- Na het voorspelen speelt iedere speler op zijn beurt een kaart en de vier aldus gespeelde kaarten vormen een slag (voor de wijze waarop de kaarten moeten worden gespeeld en gerangschikt, zie artikel 65).
C. Verplichting om te bekennen
- Bij het spelen in een slag moet elke speler indien mogelijk bekennen. Deze verplichting gaat boven alle andere voorschriften van deze spelregels.
D. Niet kunnen bekennen
- Indien een speler niet kan bekennen, mag hij elke andere kaart spelen (tenzij hij is onderworpen aan een beperking na een onregelmatigheid, begaan door zijn partij).
E. Slagen met troeven
- Een slag die troef bevat, wordt gemaakt door de speler die de hoogste troef heeft gespeeld.
F. Slagen zonder troeven
- Een slag die geen troef bevat, wordt gemaakt door de speler die de hoogste kaart van de voorgespeelde kleur heeft gespeeld.
G. Voorspelen na de eerste slag
- De speler die de slag heeft gemaakt, speelt voor in de volgende slag.
Artikel 45 Gespeelde kaart
A. Spelen van een kaart
- Elke speler, behalve de blinde, speelt een kaart door ze uit zijn hand te nemen en met de beeldzijde naar boven 1) direct voor zich op tafel te leggen.
1) De uitkomst geschiedt eerst met de beeldzijde naar beneden (tenzij de organiserende instantie anders voorschrijft).
B. Het spelen uit de blinde
- De leider speelt een kaart uit de blinde door ze te noemen, waarna de blinde de kaart opneemt en met de beeldzijde naar boven op tafel legt. Bij het spelen uit de blinde mag de leider zo nodig de gewenste kaart zelf opnemen.
C. Verplicht spelen van een kaart
- 1. Kaart van een tegenspeler
- Een kaart van een tegenspeler, die zo gehouden wordt, dat zijn partner de beeldzijde zou kunnen zien, moet in de lopende slag gespeeld worden (zie artikel 45 E als de tegenspeler al een reglementaire kaart in die slag heeft gespeeld).
- 2. Kaart van de leider
- De leider moet een kaart uit zijn hand spelen als ze met de beeldzijde naar boven zo wordt gehouden, dat ze de tafel raakt of nagenoeg raakt, of als ze zo wordt gehouden dat aangegeven wordt dat de kaart gespeeld is.
- 3. Kaart van de blinde
- Een kaart van de blinde moet worden gespeeld, als ze opzettelijk door de leider is aangeraakt anders dan om de kaarten te rangschikken of een kaart onder of boven de aangeraakte kaart te bereiken.
- 4. Genoemde of aangeduide kaart
- (a) Spelen van genoemde kaart
- Een kaart moet gespeeld worden, als een speler ze noemt of anderszins aanduidt als de kaart die hij wil spelen.
- (b) Herstel van onopzettelijke aanduiding
- Een speler mag straffeloos een onopzettelijke aanduiding wijzigen, mits hij dit zonder denkpauze doet; maar als een tegenstander op zijn beurt een kaart heeft gespeeld, die reglementair was vóór de wijziging van de aanduiding, mag die tegenstander de aldus gespeelde kaart straffeloos terugnemen en vervangen door een andere (zie artikel 47 C).
- (a) Spelen van genoemde kaart
- 5. Strafkaart
- Het al dan niet moeten spelen van een grote of kleine strafkaart is geregeld in artikel 50.
- Het al dan niet moeten spelen van een grote of kleine strafkaart is geregeld in artikel 50.
D. Ten onrechte door de blinde gespeelde kaart
- Als de blinde een kaart als gespeeld hanteert zonder dat ze door de leider is genoemd, moet deze kaart worden teruggenomen, als de aandacht erop wordt gevestigd voordat beide partijen in de volgende slag hebben gespeeld. Een tegenspeler mag zonder straf een kaart terugnemen die gespeeld is na de vergissing maar voordat de aandacht daarop is gevestigd (zie artikel 47 F).
E. Vijfde kaart in een slag
- 1. Gespeeld door een tegenspeler
- Een door een tegenspeler bijgespeelde vijfde kaart in een slag wordt een strafkaart, te behandelen volgens artikel 50, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 53 of 56 van toepassing is.
- 2. Gespeeld door de leider
- Als de leider een vijfde kaart in een slag uit zijn hand of uit de blinde bijspeelt, is er geen straf, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 55 van toepassing is.
- Als de leider een vijfde kaart in een slag uit zijn hand of uit de blinde bijspeelt, is er geen straf, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 55 van toepassing is.
F. De blinde duidt een kaart aan
- Nadat de blinde zijn hand heeft opengelegd, mag hij zonder opdracht van de leider geen kaarten meer aanduiden of aanraken (behalve om ze te rangschikken). Doet hij dit toch, dan behoort de wedstrijdleider direct te worden ontboden. De wedstrijdleider dient te beslissen of de handeling van de blinde daadwerkelijk een suggestie inhield voor de leider. Als dit naar het oordeel van de wedstrijdleider het geval is, laat hij het spel doorgaan, maar behoudt zich het recht voor een arbitrale score toe te kennen als de tegenspelers door de gesuggereerde speelwijze zijn benadeeld.
G. Slag dichtleggen
- Een speler behoort zijn kaart niet dicht te leggen voordat de vier spelers allen in de slag hebben gespeeld.