Sjabloon:2007:45

Uit Spelregels voor tafelarbiters
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 8 aug 2019 om 13:55 (Beveiligde "Sjabloon:2007:45" ([Bewerken=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet) [Hernoemen=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet)))
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

ARTIKEL 45 Gespeelde kaart
A. Spelen van een kaart
Elke speler behalve de blinde speelt een kaart door haar uit zijn hand te nemen en met de beeldzijde naar boven 1) voor zich op tafel te leggen.


1) De uitkomst geschiedt eerst met de beeldzijde naar beneden (tenzij het Bondsbestuur anders voorschrijft).

B. Het spelen uit de blinde
De leider speelt een kaart uit de blinde door haar te noemen, waarna de blinde de kaart opneemt en met de beeldzijde naar boven op tafel legt. Bij het spelen uit de blinde mag de leider zo nodig de gewenste kaart zelf opnemen.

C. Verplicht spelen van een kaart
1. Een kaart van een tegenspeler die zo gehouden wordt, dat zijn partner de beeldzijde zou kunnen zien, moet in de lopende slag gespeeld worden (zie artikel 45E als de tegenspeler al een reglementaire kaart in die slag heeft gespeeld).
2. De leider moet een kaart uit zijn hand spelen als ze

(a) met de beeldzijde naar boven zo wordt gehouden, dat ze de tafel raakt of nagenoeg raakt, of
(b) als ze zo wordt gehouden dat aangegeven wordt dat de kaart gespeeld is.

3. Een kaart van de blinde moet worden gespeeld, als ze opzettelijk door de leider is aangeraakt anders dan om de kaarten te rangschikken of een kaart onder of boven de aangeraakte kaart te bereiken.
4.

(a) Een kaart moet gespeeld worden, als een speler haar noemt of anderszins aanduidt als de kaart die hij wil spelen.
(b) Tot zijn partner een kaart gespeeld heeft, mag een speler een onopzettelijke aanduiding wijzigen, mits hij dit zonder denkpauze doet; maar als een tegenstander op zijn beurt een kaart heeft gespeeld die reglementair was vóór de wijziging van de aanduiding, mag die tegenstander de aldus gespeelde kaart terugnemen en vervangen door een andere (zie artikel 47D en 16D1).

5. Een grote of kleine strafkaart kan verplicht gespeeld moeten worden (zie artikel 50).

D. Ten onrechte door de blinde gespeelde kaart
Als de blinde een kaart als gespeeld hanteert zonder dat ze door de leider is genoemd, moet deze kaart worden teruggenomen als de aandacht erop wordt gevestigd voordat een speler van beide partijen in de volgende slag heeft gespeeld. Een tegenspeler mag een kaart terugnemen die gespeeld is na de vergissing maar voordat de aandacht daarop werd gevestigd; als de RT van de leider een andere kaart speelt, mag ook de leider een kaart terugnemen die hij daarop in die slag had bijgespeeld (zie artikel 16D).

E. Vijfde kaart in een slag

  1. Een door een tegenspeler bijgespeelde vijfde kaart in een slag wordt een strafkaart, te behandelen volgens artikel 50, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 53 of 56 van toepassing is.
  2. Als de leider een vijfde kaart in een slag uit zijn hand of uit de blinde bijspeelt, wordt deze opnieuw aan de hand toegevoegd zonder verdere rechtzetting, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 55 van toepassing is.

F. De blinde duidt een kaart aan
Nadat de blinde zijn hand heeft opengelegd, mag hij zonder opdracht van de leider geen kaarten meer aanduiden of aanraken (behalve om ze te rangschikken). Doet hij dit toch, dan behoort de wedstrijdleider direct te worden ontboden en op de hoogte gebracht van de feiten. Het spel gaat verder. Op het einde van het spel dient de wedstrijdleider een arbitrale score te geven als hij van oordeel is dat de blinde een bepaalde speelwijze aan de leider suggereerde en de tegenspelers door de gesuggereerde speelwijze zijn benadeeld.

G. Slag dichtleggen
Een speler behoort zijn kaart niet dicht te leggen voordat alle vier de spelers in de slag hebben gespeeld.