Sjabloon:2007:HVII
HOOFDSTUK VII Gedragsregels Art. 72 t/m 76
ARTIKEL 72 Algemene beginselen
A. Naleving van de spelregels
Bridgewedstrijden behoren te worden gespeeld in strikte overeenstemming met de spelregels. Het voornaamste doel is een hogere score te verkrijgen dan andere deelnemers met naleving van de voorgeschreven procedures en ethische normen die in deze spelregels beschreven zijn.
B. Overtreding van de spelregels
- Een speler mag een spelregel niet opzettelijk overtreden, ook al is hij bereid de daarvoor bepaalde rechtzetting te accepteren.
- Men is niet verplicht de aandacht te vestigen op een overtreding van de spelregels begaan door de eigen partij (zie echter artikel 20F voor een foutieve uitleg en artikel 62A en 79A2).
- Een speler mag niet proberen een overtreding verborgen te houden, bijvoorbeeld door opnieuw te verzaken, door een kaart achter te houden waarmee verzaakt is of door de kaarten voortijdig dooreen te mengen.
ARTIKEL 73 Communicatie tussen de partners
A. Correcte communicatie tussen de partners
- Communicatie tussen de partners tijdens het bieden en het spelen mag uitsluitend plaatsvinden door het doen van biedingen en het spelen van kaarten.
- Het bieden en het spelen behoren te worden gedaan zonder overmatige nadruk, stembuiging of gedraging en zonder overmatige aarzeling of haast. Het Bondsbestuur kan echter verplichte pauzes voorschrijven, bijvoorbeeld tijdens de eerste biedronde, na een sprongbod of bij de eerste slag.
B. Incorrecte communicatie tussen de partners
- Partners mogen geen informatie uitwisselen door middel van bijvoorbeeld de manier waarop biedingen worden gedaan of kaarten worden gespeeld, bijzondere opmerkingen of gebaren of door het al dan niet stellen van vragen aan de tegenstanders of door al dan niet alerteren of de wijze van uitleg geven.
- De zwaarst mogelijke inbreuk is het uitwisselen van informatie tussen de partners door middel van vooraf overeengekomen, niet door de spelregels toegestane communicatiemethoden.
C. Speler ontvangt ongeoorloofde informatie van zijn partner
Indien een speler beschikt over ongeoorloofde informatie van zijn partner, zoals bijvoorbeeld voortkomend uit een opmerking, vraag, uitleg, gebaar, gedraging, overmatige nadruk, stembuiging, haast of aarzeling van zijn partner, een onverwachte alert of het niet alerteren, moet hij zorgvuldig vermijden enig voordeel te trekken uit die ongeoorloofde informatie.
D. Variëren van tempo of handelwijze
- Het is gewenst, hoewel niet altijd noodzakelijk, dat spelers een regelmatig tempo en eenzelfde handelwijze aanhouden. Spelers moeten nochtans extra voorzichtig zijn als variaties hun een voordeel kunnen opleveren. In andere gevallen is het onopzettelijk variëren van het tempo of de manier van bieden of spelen op zichzelf geen inbreuk op de gedragsregels. Gevolgtrekkingen mogen slechts door een tegenstander worden gemaakt en dan voor eigen risico.
- Een speler mag niet proberen een tegenstander te misleiden door woord of gebaar, door haast of aarzeling bij het bieden of spelen (zoals het aarzelen met een singleton) of door de manier van bieden of spelen of door enige andere opzettelijke afwijking van de correcte manier van handelen.
E. Misleiding
Een speler mag op een gepaste wijze proberen een tegenstander te misleiden door een bieding of speelwijze (zolang die niet berust op een geheime afspraak of op ervaring met de partner).
F. Overtreding van de gedragsregels
Indien een overtreding van de gedragsregels die in dit artikel zijn beschreven, leidt tot nadeel voor een niet in overtreding zijnde tegenstander en als de wedstrijdleider van oordeel is dat een niet in overtreding zijnde speler een onjuiste gevolgtrekking heeft ge-maakt uit een woord, gebaar, tempo of iets dergelijks van een tegenstander die hiervoor geen duidelijke bridgetechnische reden had en die ten tijde van zijn handeling kon weten dat hij hiervan voordeel zou kunnen hebben, moet de wedstrijdleider een arbitrale score toekennen (zie artikel 12C).
ARTIKEL 74 Optreden en fatsoen
A. Juiste houding
- Een speler behoort zich altijd hoffelijk te gedragen.
- Een speler behoort zorgvuldig iedere opmerking of handeling te vermijden die ergernis of verlegenheid zou kunnen veroorzaken bij een andere speler of het genoegen van het spel zou kunnen verstoren.
- Een speler behoort steeds op dezelfde, correcte wijze te bieden en te spelen.
B. Fatsoen
Uit oogpunt van fatsoen behoort een speler niet:
- onvoldoende aandacht aan het spel te besteden;
- ongevraagd commentaar te leveren tijdens het bieden en spelen;
- een kaart klaar te houden voordat hij aan de beurt is;
- het spelen onnodig te rekken (door bijvoorbeeld door te spelen terwijl hij weet dat alle slagen zeker voor hem zijn) met het oog¬merk een tegenstander van zijn stuk te brengen;
- de wedstrijdleider te ontbieden en hem toe te spreken op een voor deze of voor de andere spelers onhoffelijke wijze.
C. Overtredingen tegen de juiste gang van zaken
De volgende handelingen zijn voorbeelden van overtredingen tegen de juiste gang van zaken:
- het gebruik van verschillende aanduidingen voor dezelfde bieding;
- een blijk van goed- of afkeuring ten aanzien van een bieding of speelwijze;
- een aanduiding dat men verwacht of van plan is een slag te ma¬ken of te verliezen, voordat iedereen in die slag heeft gespeeld;
- een opmerking of handelwijze tijdens het bieden of spelen, be-doeld om de aandacht te vestigen op een belangrijk gegeven of op het aantal slagen dat nog nodig is voor een succesvol resultaat;
- het nadrukkelijk kijken naar een andere speler tijdens het bieden of spelen, of naar de hand van een andere speler, bijvoorbeeld met de bedoeling zijn kaarten te zien of om te zien van welke plaats hij een kaart neemt (het is echter geoorloofd gebruik te maken van informatie, verkregen doordat men onopzettelijk een kaart van de tegenstander ziet 1);
- het tonen van een duidelijk gebrek aan verdere interesse in een spel (bijvoorbeeld door het dichtvouwen van de kaarten);
- het afwijken van het normale tempo van bieden of spelen met de bedoeling een tegenstander in de war te brengen;
- het onnodig verlaten van de tafel voordat het einde van de ronde is aangekondigd.
1) Zie artikel 73D2 als een speler zijn kaarten opzettelijk heeft getoond.
ARTIKEL 75 Foutieve uitleg of foutieve bieding
Nadat een onjuiste uitleg is gegeven aan de tegenstanders, hebben de spelers (en de wedstrijdleider) bepaalde verantwoordelijk-heden; deze worden toegelicht aan de hand van het volgende voorbeeld:
Noord heeft geopend met 1SA en zuid, die een zwakke hand heeft met lange ruiten, heeft 2♦ geboden, bedoeld als stopbod; noord geeft echter in antwoord op een betreffende vraag van west de uitleg dat het bod van zuid sterk en kunstmatig is en naar de hoge kleuren vraagt.
A. Fout die ongeoorloofde informatie tot gevolg heeft
Of de uitleg van noord nu wel of niet een correcte uitleg is van de afspraken, zuid weet na het horen van noords uitleg dat zijn bod van 2♦ verkeerd is begrepen. Deze informatie valt onder het begrip “Ongeoorloofde informatie” (zie artikel 16A) en dus moet zuid zorgvuldig vermijden dat hij enig voordeel haalt uit die ongeoorloofde informatie (zie artikel 73C). (Indien hij wel voordeel haalt, moet de wedstrijdleider een arbitrale score toekennen.) Als noord bijvoorbeeld 2SA antwoordt, heeft zuid de ongeoorloofde informatie dat dit bod alleen maar een vierkaart in een hoge kleur ontkent; maar het is zuids verantwoordelijkheid te handelen alsof noord, maximale kracht aangevend, een krachtige poging heeft gedaan een manchebod te bereiken tegenover een zwak antwoord.
B. Foutieve uitleg
De werkelijke afspraak houdt in dat 2♦ niet kunstmatig is en een stopbod; de fout zit in de door noord gegeven uitleg. Deze uitleg is een inbreuk op de regels omdat oost-west recht hebben op een juiste beschrijving van de door noord-zuid gebruikte afspraak. (Indien de overtreding nadelige gevolgen heeft voor oost-west, moet de wedstrijdleider een arbitrale score toekennen.) Als noord zich vervolgens van zijn vergissing bewust wordt, moet hij onmiddellijk de wedstrijdleider hiervan in kennis stellen. Zuid mag niets doen om de foutieve uitleg te corrigeren tijdens het bieden; als hij leider of blinde wordt, behoort zuid na de afsluitende pas de wedstrijdleider te roepen en de foutieve uitleg uit eigen beweging te verbeteren. Als zuid tegenspeler wordt, roept hij de wedstrijdleider direct na afloop van het spel en verbetert de uitleg.
C. Foutieve bieding
Noord heeft de conventie correct uitgelegd: 2♦ is sterk en kunstmatig; de fout lag in de bieding van zuid. Hier is geen sprake van inbreuk op de regels, aangezien oost-west een juiste beschrijving hebben gekregen van de door noord-zuid gebruikte afspraak; zij kunnen geen aanspraak maken op een juiste beschrijving van de noord-zuid handen. (Zonder rekening te houden met eventuele benadeling dient de wedstrijdleider het behaalde resultaat te handhaven; zonder bewijs van het tegendeel zal de wedstrijdleider echter eerder uitgaan van een foutieve uitleg dan van een foutieve bieding.) Zuid mag de uitleg van noord niet onmiddellijk corrigeren (of de wedstrijdleider waarschuwen) en hij is niet verplicht dit later te doen.
ARTIKEL 76 Toeschouwers
A. Toezicht
- Toeschouwers in de speelruimte 1) zijn onderworpen aan het toe¬zicht van de wedstrijdleider conform de bepalingen van het toernooi.
- Het Bondsbestuur en toernooiorganisatoren mogen als zij faciliteiten verschaffen om het spel elektronisch uit te zenden, via een reglement de voorwaarden bepalen waaronder de uitzendingen bekeken kunnen worden en voorschrijven hoe toeschouwers zich moeten gedragen. (Een toeschouwer mag tijdens een zitting niet communiceren met een speler die aan die zitting deelneemt.)
1) De speelruimte omvat alle onderdelen van de accommodatie waar een speler aanwezig kan zijn gedurende een zitting waaraan hij deelneemt. De defi¬nitie van de speelruimte kan in de toernooibepalingen worden aangescherpt.
B. Aan tafel
- Een toeschouwer mag niet van meer dan één speler de hand inzien, behalve als dit toegelaten wordt door het wedstrijdreglement.
- Een toeschouwer mag tijdens een spel geen enkele reactie tonen ten aanzien van het bieden of spelen.
- Tijdens een ronde moet een toeschouwer zich onthouden van opmerkingen of bijzondere gedragingen van welke aard dan ook en mag hij geen conversatie hebben met een speler.
- Een toeschouwer mag op geen enkele wijze een speler storen.
- Een toeschouwer aan tafel mag geen aandacht vestigen op enig aspect van het spel.
C. Inbreng
- Een toeschouwer mag in de speelruimte alleen spreken over feiten of spelregels als hij hiertoe door de wedstrijdleider uitgenodigd wordt.
- Het Bondsbestuur en toernooiorganisatoren kunnen specificeren hoe ze omgaan met onregelmatigheden veroorzaakt door toeschouwers.
D. Status
Elke persoon in de speelruimte buiten de spelers en de toernooiofficials heeft de status van toeschouwer, tenzij de wedstrijdleider anders bepaalt.