Sjabloon:1936:29-2

Uit Spelregels voor tafelarbiters
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 4 aug 2019 om 19:32
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Aanspraak maken op of afstand doen van slagen door een tegenspeler.
2. Een tegenspeler mag elk van zijn kaarten aan den leider toonen, teneinde een of meer der overblijvende slagen **) op te eischen of af te staan. Een afstand van slagen door een tegenspeler, geldt niet, tenzij de andere tegenspeler daarin toestemt.

**) Volgens regel 32 par. 1 wordt elke kaart, door een teqenspeler gezien, terwijl zijn maat deze aan den leider toont, of elke kaart, welke een tegenspeler open op tafel heeft gelegd, ten einde een of meer der overblijvende slagen op te eischen, een strafkaart.