Sjabloon:1936:29-2
Uit Spelregels voor tafelarbiters
Aanspraak maken op of afstand doen van slagen door een tegenspeler.
2. Een tegenspeler mag elk van zijn kaarten aan den leider toonen, teneinde een of meer der overblijvende slagen 2) op te eischen of af te staan. Een afstand van slagen door een tegenspeler, geldt niet, tenzij de andere tegenspeler daarin toestemt.