Sjabloon:1932:44
REGEL 44. GETOONDE KAART TIJDENS HET SPELEN.
(1) Als, nadat het bieden gesloten is, een tegenspeler van den leider een kaart toont (Term. XXVI) uit zijn spel, anders dan om deze kaart voor te spelen of bij te spelen, dan moet zoo'n kaart - behalve wanneer daaromtrent in deze regels anders wordt bepaald *) op tafel blijven liggen als een getoonde kaart, en mag de leider - zoodra de eigenaar van de kaart aan de beurt is, om uit te komen of bij te spelen - die kaart opeischen, d.w.z. van hem eischen, om met die kaart uit te komen of haar bij te spelen, zelfs al was ze niet op tafel blijven liggen.
(2) De leider kan het uitkomen met of het bijspelen van een getoonde kaart niet verbieden.
(3) Een eisch om een getoonde kaart te spelen heft de verplichting van den speler om kleur te bekennen niet op, maar de kaart blijft een getoonde kaart en kan bij elken lateren slag worden opgeéischt.
(4) De leider en zijn maat loopen geen straf op voor het toonen van kaarten nadat het bieden gesloten is.