Sjabloon:1963:66
Uit Spelregels voor tafelarbiters
Artikel 66. Rangschikken van slagen.
- Wanneer vier kaarten in een slag zijn gespeeld, legt elke speler zijn eigen kaart met de beeldzijde naar beneden vlak voor zich op de rand van de tafel. Indien de slag door zijn partij is gewonnen moet de kaart met de smalle zijde in de richting van zijn maat worden neergelegd; hebben zijn tegenstanders de slag gewonnen, dan moet de kaart met de smalle zijde in hun richting worden
neergelegd. Elke speler moet zijn kaarten zodanig ordelijk in één rij rangschikken, dat zij elkaar in de gespeelde volgorde gedeeltelijk bedekken, teneinde het nazien van het spel na beëindiging mogelijk te maken, en zo nodig vast te kunnen stellen hoeveel slagen elk paar heeft gemaakt en in welke volgorde de kaarten werden gespeeld. 1)
1) Indien een speler zijn kaarten niet op deze wijze rangschikt kan hij zijn recht op het bezit van een omstreden trek of zijn recht om een verzaking aan te tonen, in gevaar brengen.