Sjabloon:1963:6

Uit Spelregels voor tafelarbiters
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 21 aug 2019 om 15:22

Artikel 6. Het schudden en het geven.

Voordat het spelen begint, moet elk spel kaarten door de spelers worden geschud en met de beeldzijde naar beneden kaart voor kaart in volgorde worden gegeven, zodat vier handen ontstaan, elk van 13 kaarten. Elke hand wordt daarna met de beeldzijde naar eeneden in één der vier vakken van het bord gedaan. Bij het schudden en het geven moet een lid van elk paar aanwezig zijn, tenzij de wedstrijdleider een andere regeling treft.
Er moet opnieuw worden geschud en gegeven, indien blijkt, vóórdat de laatste kaart is gegeven, dat de kaarten op onjuiste wijze zijn gegeven of dat een speler de beeldzijde van een kaart heeft gezien.
De wedstrijdleider kan ook een nieuwe gift gelasten wegens elke hem daartoe voldoende voorkomende reden.
De wedstrijdleider mag voorschrijven, dat het schudden en het geven aan iedere tafel onmiddellijk vóórdat met spelen begonnen

wordt moet geschieden; ook mag het schudden en geven vooraf door de wedstrijdleider of diens assistenten worden verricht. Indien de voorwaarden, waaronder wordt gespeeld, zulks nodig maken, kunnen op instructie van de wedstrijdleider van elke oorspronkelijke gift, één of meer duplicaten worden gemaakt.