TWEEDE TIJDVAK:1936

Uit Spelregels voor tafelarbiters
Versie door Kees (overleg | bijdragen) op 4 aug 2019 om 09:18 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''TWEEDE TIJDVAK ~ HET SCHUDDEN, HET AFNEMEN, HET GEVEN.'''</br> {{template:1936:8|8. Verzoek om nieuwe kaarten}} </br> {{template:1936:9|9. Schudden}} </br> {{tem...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

TWEEDE TIJDVAK ~ HET SCHUDDEN, HET AFNEMEN, HET GEVEN.
8. VERZOEK OM NIEUWE KAARTEN.
Elke speler mag, voordat het spel is afgenomen om te geven, om nieuwe kaarten verzoeken. Hij moet twee nieuwe spellen laten komen, waaruit zijn tegenspelers mogen kiezen, tenzij beschadigde kaarten moeten worden vervangen.

9. SCHUDDEN.
Nadat de spelers hebben getrokken voor maats en ieder zijn plaats heeft ingenomen, schudt de speler, die aan gevers' linkerhand zit, de door den gever uitgekozen kaarten.
Gedurende elke gift moet de maat van den gever het andere spel kaarten verzamelen, schudden en ze als een pak - met de beeldzijde naar beneden - aan zijn rechterzijde neerleggen, d.w.z. aan de linkerhand van den speler, die daarna moet geven; en dit pak moet daar dan blijven liggen, tot de volgende gever het opneemt voor zijn gift.
De kaarten moeten geheel zichtbaar voor alle spelers goed geschud worden en zoo, dat de beeldzijde van geen der kaarten zichtbaar wordt.
Desgewenscht heeft iedere speler het recht ééns te schudden, de gever heeft het recht het laatst te schudden. Indien aan de bovenstaande vereischten niet ten volle is voldaan, heeft iedere speler het recht om voordat het geven begint, te verzoeken de kaarten opnieuw te schudden.

10. AFNEMEN.
De gever biedt het pak kaarten aan den speler aan zijn rechterzijde aan, die daarvan van de bovenzijde een deel afneemt en dat naar den gever toe naast het benedengedeelte plaatst. De gever voltooit daarna het afnemen door het benedengedeelte op het bovengedeelte te plaatsen.

11. OPNIEUW SCHUDDEN EN AFNEMEN DER KAARTEN.
Op verzoek van een speler moet, voordat het geven begint, het spel opnieuw worden geschud en afgenomen, wanneer:
a) De verkeerde speler heeft afgenomen;
b) Bij het afnemen in één der gedeelten minder dan vier kaarten overblijven;
c) Bij het afnemen een der kaarten is opengevallen;
d) Een andere speler dan de gever het afnemen voltooit;
e) Er twijfel bestaat, waar precies het spel kaarten werd afgenomen of welk het bovenste gedeelte was;
f) Een speler de kaarten schudt na het afnemen; of
g) Afgenomen wordt voordat het vorige spel is afgeloopen.

12. GEVEN.
De spelers geven in volgorde.
De gever moet de twee en vijftig kaarten geven, met de beeldzijde naar beneden, één voor één in volgorde aan elk der spelers. de eerste kaart aan den speler aan zijn linkerhand, de laatste kaart aan zichzelf en dertien kaarten aan iederen speler.
Indien hij twee kaarten tegelijk of achter elkaar aan denzelfden speler geeft, mag hij zijn vergissing herstellen voordat hij een andere kaart geeft.

13. EEN NIEUWE GIFT GEDURENDE HET GEVEN.
Dezelfde gever moet opnieuw geven met hetzelfde of een ander goed geschud en goed afgenomen spel kaarten, wanneer gedurende het geven wordt vastgesteld, dat:
a) De kaarten niet zijn gegeven volgens de voorschriften van den voorafgaanden regel;
b) Een sQ,eler een aan een anderen speler gegeven kaart heeft gezien en met name kan noemen; of
c) Een speler een hem gegeven kaart heeft ingezien.

14. GEVEN VOOR DE BEURT OF MET EEN VERKEERD OF ONAFGENOMEN SPEL KAARTEN.
Wanneer òf een speler geeft, die niet aan de beurt is, öf met het spel geeft van zijn tegenpartij, òf met een spel, dat niet is afgenomen, kan men hem, voordat de laatste kaart gegeven is, met geven doen ophouden;
anders geldt de gift als een juiste gift in goede volgorde gedaan en de spellen, indien verwisseld, blijven verwisseld.

SPEELMANIEREN.

Vermijdt bij het geven:

Inzien van de onderste kaart;
Een kaart oplichten of op andere wijze een kaart laten zien. Dit kan een anderen speler een ongewenschte verplichting opleggen.