HOOFDSTUK I:1932
HOOFDSTUK I. BRIDGE-TERMEN.
I. Tafel. De groep personen, gerechtigd om het spel aan een tafel te spelen, tenzij anders wordt overeengekomen.
II. Lid. - Iemand, die het recht heeft verkregen, om aan een tafel mee te spelen, hetzij onmiddellijk, hetzij op zijn beurt.
III. Speler. -- Een der vier leden, die voor het oogenblik gerechtigd zijn te spelen.
- Partij. - Twee spelen samen als maat tegen de andere twee, elk paar vormt eene partij.
IV. Volgorde. - De opvolging of volgorde van het spel is van speler tot speler naar links omgaande, volgens de richting van de wijzers van een uurwerk.
V. Het geven. - De kaarten in volgorde aan de spelers uitdeelen. Het geven duurt van het afnemen tot het oogenblik dat de laatste kaart naar behooren op tafel is gelegd.
VI. Het bieden. - De tijdruimte gedurende welke de spelers gelegenheid hebben, om in volgorde voor het contract te bieden.