Sjabloon:1975:HI: verschil tussen versies

Uit Spelregels voor tafelarbiters
Regel 24: Regel 24:
 
:1. Een bieding welke, door de tussen de partners gemaakte afspraak, dient om een betekenis over te dragen, die niet noodzakelijkerwijze verband hoeft te houden met de genoemde speelsoort.
 
:1. Een bieding welke, door de tussen de partners gemaakte afspraak, dient om een betekenis over te dragen, die niet noodzakelijkerwijze verband hoeft te houden met de genoemde speelsoort.
 
:2. Een speelwijze van de tegenspelers, welke dient om een betekenis over te dragen, die eerder op afspraak dan op gevolgtrekking berust.
 
:2. Een speelwijze van de tegenspelers, welke dient om een betekenis over te dragen, die eerder op afspraak dan op gevolgtrekking berust.
 +
;Deelnemer.
 +
:Bij individuele wedstrijden een speler; bij parenwedstrijden twee spelers, die gedurende de wedstrijd partners zijn; bij viertallenwedstrijden vier of meer spelers, die als ploeggenoten samen spelen.
 +
;Deelscore.
 +
:90 of minder trekpunten, behaald op één gift.
 +
;Doublet.
 +
:Een bieding, gedaan na een bod van de tegenpartij, waardoor het aantal punten voor het gemaakte of niet gemaakte contract wordt verhoogd (zie [[template:1975:73|artikel 73]]).
 +
;Downslag.
 +
:Elke slag, die de partij van de leider tekort komt om het contract te vervullen (zie [[template:1975:73|artikel 73]]).
 +
;Gemiddelde score.
 +
:De rekenkundig middelste score tussen de hoogste en laagste toegekende score, die beschikbaar zijn.
 +
;Gift.
 +
:1. Het verdelen van het spel om de handen van de vier spelers samen te stellen.
 +
:2. De op deze wijze verdeelde kaarten beschouwd als een geheel, met inbegrip van het bieden en spelen daarvan.
 +
;Groep.
 +
:Een aantal deelnemers dat, wat wisseling van borden en spelers betreft, onafhankelijk speelt van de andere deelnemers.
 +
;Hand.
 +
:De oorspronkelijk aan een speler gegeven kaarten of het nog niet gespeelde gedeelte daarvan.
 +
;Herstel.
 +
:Een regeling, die getroffen wordt om het bieden en het spelen zo normaal mogelijk te laten voortgaan, nadat een onregelmatigheid heeft plaats gehad.
 +
;Honneur.
 +
:Elke aas, heer, vrouw, boer of tien.
 +
;Internationaal matchpunt (I.M.P.).
 +
:Een score-eenheid, toegekend volgens de in [[template:1975:74|artikel 74 b]] opgenomen tabel.
 +
;Kleur.
 +
:Eén van de vier groepen van 13 kaarten uit het spel, voorzien van een bijzonder kenmerk: Schoppen( ♠ ), Harten ( ♥ ), Ruiten ( ♦ ), Klaveren ( ♣ ).

Versie van 22 aug 2019 om 21:46

HOOFDSTUK I OMSCHRIJVINGEN

Arbitrale score.
Een score, die de wedstrijdleider naar eigen inzicht bepaalt (zie artikel 12).
Bekennen.
Een kaart spelen van de voorgespeelde kleur.
Beurt.
Het juiste ogenblik, waarop een speler mag bieden of spelen.
Bieden.
1. De procedure ter bepaling van het contract door middel van opeenvolgende biedingen.
2. Het geheel van gedane biedingen.
3. De periode, waarin de biedingen worden gedaan.
Bieding.
Elk bod, doublet, redoublet of pas.
Blinde
(dummy). De partner van de leider; hij wordt blinde nadat het bieden is gesloten.
Bod.
Het noemen van een aantal trekken, dat men tenminste bereid is in de genoemde speelsoort te maken.
Bord.
Een wedstrijdhord, zoals dit is omschreven in artikel 2; of de vier handen, zoals die oorspronkelijk zijn gegeven en in de vier vakken van het bord zijn geplaatst om gedurende een zitting te worden gespeeld.
Contract.
Het op zich nemen door de partij van de leider om in de genoemde speelsoort, al dan niet gedoubleerd of geredoubleerd, het aantal trekken te maken, dat in het eindbod is genoemd.
Conventie.
1. Een bieding welke, door de tussen de partners gemaakte afspraak, dient om een betekenis over te dragen, die niet noodzakelijkerwijze verband hoeft te houden met de genoemde speelsoort.
2. Een speelwijze van de tegenspelers, welke dient om een betekenis over te dragen, die eerder op afspraak dan op gevolgtrekking berust.
Deelnemer.
Bij individuele wedstrijden een speler; bij parenwedstrijden twee spelers, die gedurende de wedstrijd partners zijn; bij viertallenwedstrijden vier of meer spelers, die als ploeggenoten samen spelen.
Deelscore.
90 of minder trekpunten, behaald op één gift.
Doublet.
Een bieding, gedaan na een bod van de tegenpartij, waardoor het aantal punten voor het gemaakte of niet gemaakte contract wordt verhoogd (zie artikel 73).
Downslag.
Elke slag, die de partij van de leider tekort komt om het contract te vervullen (zie artikel 73).
Gemiddelde score.
De rekenkundig middelste score tussen de hoogste en laagste toegekende score, die beschikbaar zijn.
Gift.
1. Het verdelen van het spel om de handen van de vier spelers samen te stellen.
2. De op deze wijze verdeelde kaarten beschouwd als een geheel, met inbegrip van het bieden en spelen daarvan.
Groep.
Een aantal deelnemers dat, wat wisseling van borden en spelers betreft, onafhankelijk speelt van de andere deelnemers.
Hand.
De oorspronkelijk aan een speler gegeven kaarten of het nog niet gespeelde gedeelte daarvan.
Herstel.
Een regeling, die getroffen wordt om het bieden en het spelen zo normaal mogelijk te laten voortgaan, nadat een onregelmatigheid heeft plaats gehad.
Honneur.
Elke aas, heer, vrouw, boer of tien.
Internationaal matchpunt (I.M.P.).
Een score-eenheid, toegekend volgens de in artikel 74 b opgenomen tabel.
Kleur.
Eén van de vier groepen van 13 kaarten uit het spel, voorzien van een bijzonder kenmerk: Schoppen( ♠ ), Harten ( ♥ ), Ruiten ( ♦ ), Klaveren ( ♣ ).