Sjabloon:1997:45: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''ARTIKEL 45 Gespeelde kaart'''</br> {{template:1997:45A|A. Spelen van een kaart}}</br> {{template:1997:45B|B. Het spelen uit de blinde}}</br> {{template:1997:45C...') |
|||
Regel 4: | Regel 4: | ||
{{template:1997:45B|B. Het spelen uit de blinde}}</br> | {{template:1997:45B|B. Het spelen uit de blinde}}</br> | ||
{{template:1997:45C|C. Verplicht spelen van een kaart}}</br> | {{template:1997:45C|C. Verplicht spelen van een kaart}}</br> | ||
− | {{ | + | {{template:1997:45D|D. Ten onrechte door de blinde gespeelde kaart}}</br> |
{{template:1997:45E|E. Vijfde kaart in een slag}}</br> | {{template:1997:45E|E. Vijfde kaart in een slag}}</br> | ||
{{template:1997:45F|F. De blinde duidt een kaart aan}}</br> | {{template:1997:45F|F. De blinde duidt een kaart aan}}</br> | ||
{{template:1997:45G|G. Slag dichtleggen}}</br> | {{template:1997:45G|G. Slag dichtleggen}}</br> |
Versie van 13 aug 2019 om 17:04
ARTIKEL 45 Gespeelde kaart
A. Spelen van een kaart
Elke speler, behalve de blinde, speelt een kaart door haar uit zijn hand te nemen en met de beeldzijde naar boven 1) direct voor zich op tafel te leggen.
1) De uitkomst geschiedt eerst met de beeldzijde naar beneden (tenzij de organiserende instantie anders voorschrijft).
B. Het spelen uit de blinde
De leider speelt een kaart uit de blinde door haar te noemen, waarna de blinde de kaart opneemt en met de beeldzijde naar boven op tafel legt. Bij het spelen uit de blinde mag de leider zo nodig de gewenste kaart zelf opnemen.
C. Verplicht spelen van een kaart
1. Kaart van een tegenspeler
- Een kaart van een tegenspeler die zo gehouden wordt, dat zijn partner de beeldzijde zou kunnen zien, moet in de lopende slag gespeeld worden (zie artikel 45E als de tegenspeler al een reglementaire kaart in die slag heeft gespeeld).
2. Kaart van de leider
- De leider moet een kaart uit zijn hand spelen als ze met de beeldzijde naar boven zo wordt gehouden, dat ze de tafel raakt of nagenoeg raakt, of als ze zo wordt gehouden dat aangegeven wordt dat de kaart gespeeld is.
3. Kaart van de blinde
- Een kaart van de blinde moet worden gespeeld, als ze opzettelijk door de leider is aangeraakt anders dan om de kaarten te rangschikken of een kaart onder of boven de aangeraakte kaart te bereiken.
4. Genoemde of aangeduide kaart
- (a) Spelen van genoemde kaart
- Een kaart moet gespeeld worden, als een speler haar noemt of anderszins aanduidt als de kaart die hij wil spelen.
- (b) Herstel van onopzettelijke aanduiding
- Een speler mag straffeloos een onopzettelijke aanduiding wijzigen, mits hij dit zonder denkpauze doet; maar als een tegenstander op zijn beurt een kaart heeft gespeeld die reglementair was vóór de wijziging van de aanduiding, mag die tegenstander de aldus gespeelde kaart straffeloos terugnemen en vervangen door een andere (zie artikel 47E).
5. Strafkaart
- Het al dan niet moeten spelen van een grote of kleine strafkaart is geregeld in artikel 50.
D. Ten onrechte door de blinde gespeelde kaart
Als de blinde een kaart als gespeeld hanteert zonder dat ze door de leider is genoemd, moet deze kaart worden teruggenomen, als de aandacht erop wordt gevestigd voordat een speler van beide partijen in de volgende slag heeft gespeeld. Een tegenspeler mag zonder straf een kaart terugnemen die gespeeld is na de vergissing maar voordat de aandacht daarop werd gevestigd; als de RT van de leider een andere kaart speelt, mag ook de leider een kaart die hij daarop in die slag had bijgespeeld, terugnemen (zie artikel 16C2).
E. Vijfde kaart in een slag
1. Gespeeld door een tegenspeler
- Een door een tegenspeler bijgespeelde vijfde kaart in een slag wordt een strafkaart, te behandelen volgens artikel 50, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 53 of 56 van toepassing is.
2. Gespeeld door de leider
- Als de leider een vijfde kaart in een slag uit zijn hand of uit de blinde bijspeelt, is er geen straf, tenzij de wedstrijdleider oordeelt dat het een voorspelen betrof, in welk geval artikel 55 van toepassing is.
F. De blinde duidt een kaart aan
Nadat de blinde zijn hand heeft opengelegd, mag hij zonder opdracht van de leider geen kaarten meer aanduiden of aanraken (behalve om ze te rangschikken). Doet hij dit toch, dan behoort de wedstrijdleider direct te worden ontboden. De wedstrijdleider moet beslissen of de handeling van de blinde daadwerkelijk een suggestie inhield voor de leider. Als dit naar het oordeel van de wedstrijdleider het geval is, laat hij het spel doorgaan, maar behoudt zich het recht voor een arbitrale score toe te kennen als de tegenspelers door de gesuggereerde speelwijze zijn benadeeld.
G. Slag dichtleggen
Een speler behoort zijn kaart niet dicht te leggen voordat de vier spelers allen in de slag hebben gespeeld.