Sjabloon:1936:29: verschil tussen versies

Uit Spelregels voor tafelarbiters
 
Regel 2: Regel 2:
 
{{template:1936:29-1|29.1 Opeischen of afstaan van slagen door den leider}}</br>
 
{{template:1936:29-1|29.1 Opeischen of afstaan van slagen door den leider}}</br>
 
{{template:1936:29-2|29.2 Aanspraak maken op of afstand doen van slagen door een tegenspeler}} </br>
 
{{template:1936:29-2|29.2 Aanspraak maken op of afstand doen van slagen door een tegenspeler}} </br>
[[template:1936:29-1|29.2 Aanspraak maken op of afstand doen van slagen door een tegenspeler]] </br>
 
 
{{template:1936:29-3|29.3 Bij vergissing afstaan van slagen}} </br>
 
{{template:1936:29-3|29.3 Bij vergissing afstaan van slagen}} </br>

Huidige versie van 4 aug 2019 om 19:33

29. Niet uitgespeelde spellen.

Opeischen of afstaan van slagen door den leider.
1. Indien de leider een of meer der overblijvende slagen opeischt of afstaat, dan wel dit door het openleggen van zijn spel of op eenige andere wijze te kennen geeft, moet hij zijn spel open op tafel laten liggen, en terstond een duidelijke verklaring geven *) hoe hij van plan is de overblijvende slagen te spelen, met uiteenzetting van de volgorde, waarin hij denkt zijn kaart te spelen uit elk zijner twee handen en van de gebruikmaking van elke kaart.
Elk der beide tegenspelers mag zulk een verklaring verlangen, of mag van den eischer verder spelen verlangen.
De leider mag ingeval van een dergelijken eisch of afstand niet snijden, zonder dit reeds bij het opeischen of afstaan aangekondigd te hebben, noch mag hij vaneenige gedane verklaring afwijken.
De leider mag de kaarten, welke in verband met zijn eisch of afstand opengelegd zijn, niet behandelen als strafkaarten.
Als beide tegenspelers hun kaarten hebben ingeworpen, moet de eisch of afstand van den leider ingewilligd worden. Het openleggen van kaarten houdt geen inwerpen in.

*) Elke verklaring betreffende een voorgenomen speelwijze voldingt een verzaking in den vorigen slag, als bedoeld in regel 26 sub 3 c.

Aanspraak maken op of afstand doen van slagen door een tegenspeler.
2. Een tegenspeler mag elk van zijn kaarten aan den leider toonen, teneinde een of meer der overblijvende slagen **) op te eischen of af te staan. Een afstand van slagen door een tegenspeler, geldt niet, tenzij de andere tegenspeler daarin toestemt.

**) Volgens regel 32 par. 1 wordt elke kaart, door een teqenspeler gezien, terwijl zijn maat deze aan den leider toont, of elke kaart, welke een tegenspeler open op tafel heeft gelegd, ten einde een of meer der overblijvende slagen op te eischen, een strafkaart.

Bij vergissing afstaan van slagen.
3. Wanneer een partij een slag afstaat, die zij - bij welke wijze van spelen dan ook - niet zou kunnen verliezen, dan is zulk een afstand ongeldig.