Sjabloon:1936:26: verschil tussen versies

Uit Spelregels voor tafelarbiters
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''26. Het voorspelen en bijspelen'''</br></br> {{template:1936:26-1|26.1 Het uitkomen en de blinde}} </br> {{template:1936:26-2|26.2 Verder spelen en voorspelen}}<...')
 
k (Beveiligde "Sjabloon:1936:26" ([Bewerken=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet) [Hernoemen=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet)))
 
(geen verschil)

Huidige versie van 4 aug 2019 om 13:55

26. Het voorspelen en bijspelen

Het uitkomen en de blinde.
1. Nadat het bieden is gesloten, komt de tegenspeler aan de linkerhand van den leider uit. De maat van den leider spreidt dan zijn kaarten voor zich op tafel uit met de beeldzijde naar boven en de leider speelt zoowel zijn eigen spel als dat van zijn maat.

Verder splIen en voorspelen.
2. Nadat is voorgespeeld, wordt in volgorde uit elke hand een kaart bijgespeeld en de vier zoo gespeelde kaarten vormen een volledigen slag.
De speler, die moet voorspelen, mag dit met elke kaart doen. Uit de andere drie handen moet zoo moqelijk kleur worden bekend, maar, als dat niet kan, mag elke kaart worden bijgespeeld. De verplichting om kleur te bekennen, gaat voor boven alle andere verplichtingen van de regels van dit tijdvak.
Een slag, welke één of meer troefkaarten bevat, is gewonnen door den speler van de hoogste troefkaart. Een slag, die geen troef bevat, is gewonnen door den speler van de hoogste kaart in de kleur, waarin werd voorgespeeld.
De winnaar van een slag speelt voor in den volgenden slag.

Gespeelde kaart.
3. Een kaart is gespeeld:

a) door den leider: uit zijn eigen spel, wanneer de kaart de tafel raakt, nadat hij haar met de kennelijke bedoeling om haar te spelen, uit zijn overblijvende kaarten heeft genomen; uit het spel van den blinde, wanneer hij haar aanraakt, uitgezonderd, wanneer het duidelijk is, dat zulks met een andere bedoeling gedaan wordt dan om ze te spelen, of wanneer hij zulks mededeelt.
b) door den tegenspeler: wanneer een kaart uit zijn spel is genomen met de kennelijke bedoeling haar te spelen en zijn maat de beeldzijde er van ziet.
c) door den leider of een tegenspeler: wanneer hij de kaart noemt als die, welke hij wil spelen.

Terugnemen van een gespeelde kaart.
4. Een speler mag niet eigener beweging zijn gespeelde kaart terugnemen, behalve om een verzaking te herstellen.
Wanneer bij het eischen van een straf, een gespeelde kaart volgens den regel is teruggenomen na een duidelijke of stilzwijgende aanwijzing, mag zij worden opgenomen, tenzij zij een strafkaart wordt.

Niet kunnen spelen, zooals wordt geëischt.
5. Wanneer een speler niet in staat is zoo te spelen, als geëischt is om aan een straf te voldoen, mag hij elke kaart spelen, mits hij aan zijn verplichting om kleur te bekennen, voldoet, en de straf vervalt, behalve dat, ingeval van een strafkaart. de straf slechts vervalt voorzoover het den loopenden slag betreft.

Vóór de beurt voorspelen.
6. Een voorspelen voor de beurt mag worden behandeld als een juist voorspelen; en het moet als zoodanig worden behandeld, wanneer door de andere partij een kaart is bijgespeeld, voordat de ten onrechte voorgespeelde kaart is teruggenomen. In alle andere gevallen, waarin voor de beurt is voorgespeeld.
a) door den leider uit zijn eigen spel of uit die van den blinde: mag elk der beide tegenspelers van hem verlangen de verkeerde kaart terug te nemen, en als hij uit de verkeerde hand heeft voorgespeeld, dan moet hij uit de juiste hand voorspelen met een kaart in dezelfde kleur.
b) door een tegenspeler: mag de leider Of de kaart welke voor de beurt is voorgespeeld, behandelen als een strafkaart, Of hij mag eischen, dat in een bepaalde kleur *) wordt voorgespeeld door den anderen tegenspeler, indien deze den voorafgaanden slag won, of anders door den tegenspeler, welke het eerst een slag wint.

*) Indien bij het uitkomen door den verkeerden tegenspeler eenige kaarten van den blinde zichtbaar zijn na het voor de beurt uitkomen en voordat de leider de kleur noemt, waarin moet worden uitgekomen, mag deze de voor de beurt voorgespeelde kaart slechts behandelen als een strafkaart.

Tegenspelers spelen tegelijk voor.
7. Als de tegenspelers tegelijk voorspelen, is het juiste voorspelen geldig en de verkeerd gespeelde kaart wordt een strafkaart.

Te vroeg bijspelen door een tegenspeler.
8. Wanneer een tegenspeler bijspeelt bij een slag, als het de beurt is van zijn maat om bij te spelen, mag de leider, uitgezonderd, wanneer hij uit beide handen heeft bijgespeeld, van den anderen tegenspeler eischen in de voorgespeelde kleur zijn hoogste of laagste kaart bij te spelen, en mocht hij geen kleur kunnen bekennen, in een bepaalde kleur *) bij te spelen.

*) Een tegenspeler, die zijn laatste kaart aan zijn maat toont, voordat deze in den twaalfden slag heeft bijgespeeld, wordt geacht in een slag te hebben bijgespeeld, wanneer het de beurt is van den maat om bij te spelen.

Te vroeg voorspelen door een tegenspeler.
9. Indien een tegenspeler voorspeelt voor den volgenden slag, voordat zijn maat voor den loopenden slag heeft bijgespeeld, mag de leider van den anderen tegenspeler eischen in de voorgespeelde kleur zijn hoogste of laagste kaart in den loop enden slag bij te spelen, en mocht hij geen kleur kunen bekennen in een bepaalde kleur bij te spelen. Mocht de overtreder den loopenden slag niet winnen, dan heeft hij voor zijn beurt voor den volgenden slag voorgespeeld.

Spelen voordat de straf is genoemd.
10. Indien eenige speler, die onderworpen is aan een straf, bestaande in voorspelen of bijspelen, speelt, voordat de straf genoemd of opgelegd is, wordt het recht om de straf op te leggen daardoor niet beïnvloed. De leider mag een kaart, die door een teqenspeler aldus te vroeg is gespeeld, behandelen als een strafkaart. Als de niet-overtredende partij na den overtreder speelt voor de straf te noemen of op te leggen, vervalt het recht eenige straf op te leggen.