Sjabloon:1959:HV3: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''GETOONDE KAARTEN.''' Art. 63 t/m 70</br> {{template:1959:63-66|Art. 63-66. De leider toont één of meer kaarten.}}</br> {{template:1959:67|Art. 67. Een tegensp...') |
k (Beveiligde "Sjabloon:1959:HV3" ([Bewerken=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet) [Hernoemen=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet))) |
(geen verschil)
|
Huidige versie van 24 aug 2019 om 16:57
GETOONDE KAARTEN. Art. 63 t/m 70
Art. 63-66. De leider toont één of meer kaarten.
Art. 63. De leider is wegens het tonen van een kaart nimmer aan straf onderworpen en een kaart van de leider kan nooit een strafkaart worden.
Art. 64. Indien de leider twee of meer kaarten tegelijk speelt, moet hij bepalen, welke kaart hij als gespeeld wenst te beschouwen en moet hij de andere terugnemen.
Art. 65. Indien de leider na het uitkomen door de verkeerde tegenspeler en voordat de blinde één of meer van zijn kaarten heeft getoond, zijn kaarten openlegt, wordt de blinde de leider.
Art. 66. Indien de leider in een ander geval dan in art. 65 is behandeld, zijn kaarten opzettelijk openlegt, wordt dit als opeisen of afstaan van slagen beschouwd en is art. 88 van toepassing.
Art. 67. Een tegenspeler toont één of meer kaarten.
- Indien een tegenspeler een kaart open op tafel legt, of de beeldzijde van een kaart van zijn maat ziet, voordat hij hiertoe volgens de normale loop van het spel of volgens een opgelegde straf gerechtigd is, wordt die kaart een strafkaart, tenzij in deze spelregels anders is bepaald. 1)
1) Uitzonderingen op art. 67: Een voor de beurt voorspelen mag als juist worden behandeld (art. 55) of de kaart mag worden teruggenomen (art. 57b). Een getoonde kaart wordt geen strafkaart, als de blinde onrechtmatig (art. 46a) de aandacht vestigt op het tonen of op de onregelmatigheid, die het tonen veroorzaakte.
Art. 68-69. Behandeling van een strafkaart.
Art. 68. Een strafkaart moet open op tafel blijven liggen totdat deze wordt gespeeld. Een tegenspeler mag een strafkaart niet opnemen en bij zijn hand voegen, maar doet hij dat toch en speelt de leider daarna uit zijn hand of uit de blinde, voordat hij vordert dat die kaart weer op tafel wordt gelegd, dan houdt die kaart op een strafkaart te zijn.
Art. 69. Een strafkaart moet worden gespeeld, zodra hiervoor de gelegenheid is, hetzij door voorspelen, bekennen, bijspelen, of als men niet kan bekennen, introeven.
Het spelen van een strafkaart is altijd ondergeschikt aan de verplichting tot bekennen of tot het uit hoofde van een opgelegde straf, spelen van een bepaalde kaart.
Indien een tegenspeler meer dan één strafkaart heeft, mag de leider bepalen welke gespeeld moet worden.
Art. 70. Een tegenspeler toont ten onrechte al zijn kaarten.
- Indien een tegenspeler ten onrechte zijn overgebleven kaart of kaarten toont, mag de leider de overgebleven kaarten van één der tegenspelers behandelen als strafkaarten.
- Indien de hand van de andere tegenspeler was getoond, mag deze worden opgenomen.