Sjabloon:1982:HI: verschil tussen versies

Uit Spelregels voor tafelarbiters
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''OMSCHRIJVINGEN'''</br> ;Arbitrale score. :Een score, die de wedstrijdleider naar eigen inzicht toekent (zie artikel 12). ;Bekennen. :Een...')
 
k (Beveiligde "Sjabloon:1982:HI" ([Bewerken=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet) [Hernoemen=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet)))
 
(5 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 24: Regel 24:
 
:1. Een bieding welke, door de tussen de partners gemaakte afspraak, dient om een betekenis over te dragen, die niet noodzakelijkerwijze verband hoeft te houden met de genoemde speelsoort.
 
:1. Een bieding welke, door de tussen de partners gemaakte afspraak, dient om een betekenis over te dragen, die niet noodzakelijkerwijze verband hoeft te houden met de genoemde speelsoort.
 
:2. Een speelwijze van de tegenspelers, welke dient om een betekenis over te dragen, die eerder op afspraak dan op gevolgtrekking berust.
 
:2. Een speelwijze van de tegenspelers, welke dient om een betekenis over te dragen, die eerder op afspraak dan op gevolgtrekking berust.
 +
;Deelnemer.
 +
:Bij individuele wedstrijden een speler; bij paren wedstrijden twee spelers, die gedurende de wedstrijd partners zijn; bij viertallenwedstrijden vier of meer spelers, die als ploeggenoten samen spelen.
 +
;Deelscore.
 +
:90 of minder trekpunten, behaald op één gift.
 +
;Doublet.
 +
:Een bieding, gedaan na een bod van de tegenpartij, waardoor het aantal punten voor het gemaakte of niet gemaakte contract wordt verhoogd (zie [[template:1982:73|artikel 73]]).
 +
;Downslag.
 +
:Elke slag, die de partij van de leider tekort komt om het contract te vervullen (zie [[template:1982:73|artikel 73]]).
 +
;Gemiddelde score.
 +
:Het rekenkundig gemiddelde van de hoogste en laagste toegekende score.
 +
;Gift.
 +
:1. Het verdelen van het spel om de handen van de vier spelers samen te stellen.
 +
:2. De op deze wijze verdeelde kaarten beschouwd als een geheel, met inbegrip van het bieden en spelen daarvan.
 +
;Groep.
 +
:Een aantal deelnemers dat, wat wisseling van borden en spelers betreft, onafhankelijk speelt van de andere deelnemers.
 +
;Hand.
 +
:De oorspronkelijk aan een speler gegeven kaarten of het nog niet gespeelde gedeelte daarvan.
 +
;Herstel.
 +
:Een regeling, die getroffen wordt om het bieden en het spelen zo normaal mogelijk te laten voortgaan, nadat een onregelmatigheid heeft plaats gehad.
 +
;Honneur.
 +
:Elke aas, heer, vrouw, boer of tien.
 +
;Internationaal matchpunt (I.M.P.).
 +
:Een score-eenheid, toegekend volgens de in [[template:1982:74|artikel 74 b]] opgenomen tabel.
 +
;Kleur.
 +
:Eén van de vier groepen van 13 kaarten uit het spel, voorzien van een bijzonder kenmerk: Schoppen ( ♠ ), Harten ( ♥ ), Ruiten ( ♦ ), Klaveren ( ♣ ).
 +
;Kwetsbaarheid.
 +
:De conditie, waarin men is blootgesteld aan zwaardere straffen voor downslagen en waarin men recht heeft op hogere premies (zie [[template:1982:73|artikel 73]]).
 +
;Leider.
 +
:De speler, die voor de partij, die het eindbod doet, het eerst de speelsoort van dat bod heeft genoemd. Hij wordt leider nadat het bieden is gesloten.
 +
;Manche.
 +
:100 of meer trekpunten, behaald op één gift.
 +
;Matchpunt.
 +
:Een score-eenheid, toegekend aan een deelnemer als resultaat van de vergelijking van zijn score met één of meer andere scores.
 +
;Nieuwe gift.
 +
:Een tweede of volgende gift door dezelfde speler ter vervanging van zijn oorspronkelijke gift.
 +
;Onregelmatigheid.
 +
:Een afwijking van de juiste gang van zaken zoals geregeld in de spelregels en de regels van ethiek.
 +
;Overslag.
 +
:Elke slag, die de leider meer maakt dan voor het vervullen van het contract nodig is.
 +
;Partner.
 +
:De speler waarmee men als partij speelt tegen de twee andere spelers.
 +
;Partij/Paar.
 +
:Twee spelers, die samen spelen tegen de twee andere spelers.
 +
;Pas.
 +
:Een bieding, waarmee een speler te kennen geeft in deze beurt geen bod te willen doen en niet te willen doubleren of redoubleren.
 +
;Premies.
 +
:Alle punten behalve de trekpunten (zie [[template:1982:73|artikel 73]]).
 +
;Redoublet.
 +
:Een bieding, waardoor het aantal punten voor de trekken of downslagen van een bod van de eigen partij, dat door een tegenstander is gedoubleerd, wordt verhoogd (zie [[template:1982:73|artikel 73]]).
 +
;Ronde.
 +
:Een deel van een zitting, waarin de spelers niet van plaats verwisselen.
 +
;Slag.
 +
:De eenheid waardoor de uitslag van het contract wordt bepaald; de slag bestaat als regel uit vier kaarten, één door elke speler in volgorde gespeeld, te beginnen met de voorgespeelde kaart.
 +
;Slem.
 +
:Een contract om twaalf slagen te maken, zes trekken (genaamd klein slem), of om dertien slagen te maken, zeven trekken (genaamd groot slem); ook de vervulling van een dergelijk contract.
 +
;Speelsoort.
 +
:De in het bod genoemde kleur of sans-atout.
 +
;Spel.
 +
:De 52 kaarten, waarmee het bridgespel wordt gespeeld.
 +
;Spelen.
 +
:1. Het spelen van een kaart uit de hand van één van de spelers met inbegrip van de voorgespeelde kaart.
 +
:2. Het geheel van de gespeelde kaarten.
 +
:3. Het tijdsverloop waarin de kaarten worden gespeeld.
 +
;Straf.
 +
:Een verplichting of beperking aan een partij opgelegd wegens overtreding van de spelregels.
 +
;Strafkaart.
 +
:Een kaart, die voortijdig door een tegenspeler is getoond.
 +
;Tegenspeler.
 +
:Een tegenstander van de leider.
 +
;Tegenstander.
 +
:Een speler van het andere paar; een speler van de partij waartegen men speelt.
 +
;Trek.
 +
:Elke slag die de partij, waartoe de leider behoort, boven de zes maakt.
 +
;Trekpunten.
 +
:Punten, behaald door de partij van de leider voor het vervullen van het contract (zie [[template:1982:73|artikel 73]]).
 +
;Troef.
 +
:Elke kaart van de kleur, waarin het contract wordt gespeeld.
 +
;Uitkomst.
 +
:De voorgespeelde kaart in de eerste slag.
 +
;Verzaking.
 +
:Het spelen van een kaart van een andere kleur door een speler, die in staat is te bekennen of aan een voorspeelstraf te voldoen.
 +
;Viertal.
 +
:Twee paren, die aan verschillende tafels in verschillende windrichtingen, maar voor een gemeenschappelijke score spelen (toegestaan kan worden, dat een viertal uit meer dan vier leden bestaat).
 +
;Volgorde.
 +
:De orde volgens de loop van de wijzers van de klok, waarin men het recht heeft te bieden en te spelen.
 +
;Voorgeschreven kleur.
 +
:Iedere kleur, waarvan een speler bij het eisen van een straf, vordert of verbiedt dat zij wordt voorgespeeld.
 +
;Voorspelen.
 +
:Het spelen van de eerste kaart van een slag.
 +
;Wedstrijd.
 +
:Een ontmoeting van één of meer zittingen, waarin gespeeld wordt om een winnaar aan te wijzen.
 +
;Wedstrijdleider.
 +
:Degene, die belast is met de leiding van een wedstrijd en met de toepassing van de spelregels.
 +
;Zitting.
 +
:Een speelperiode, gedurende welke een bepaald aantal borden moet worden gespeeld.

Huidige versie van 16 sep 2019 om 20:30

OMSCHRIJVINGEN

Arbitrale score.
Een score, die de wedstrijdleider naar eigen inzicht toekent (zie artikel 12).
Bekennen.
Een kaart spelen van de voorgespeelde kleur.
Beurt.
Het juiste ogenblik, waarop een speler mag bieden of spelen.
Bieden.
1. De procedure ter bepaling van het contract door middel van opeenvolgende biedingen.
2. Het geheel van gedane biedingen.
3. De periode, waarin de biedingen worden gedaan.
Bieding.
Elk bod. doublet, redoublet of pas.
Blinde.
(dummy). De partner van de leider; hij wordt blinde nadat het bieden is gesloten.
Bod.
Het noemen van een aantal trekken, dat men tenminste bereid is in de genoemde speelsoort te maken.
Bord.
Een wedstrijdhord, zoals dit is omschreven in artikel 2; of de vier handen, zoals die oorspronkelijk zijn gegeven en in de vier vakken van het bord zijn geplaatst om gedurende een zitting te worden gespeeld.
Contract.
Het op zich nemen door de partij van de leider om in de genoemde speelsoort, al dan niet gedoubleerd of geredoubleerd, het aantal trekken te maken, dat in het eindbod is genoemd.
Conventie.
1. Een bieding welke, door de tussen de partners gemaakte afspraak, dient om een betekenis over te dragen, die niet noodzakelijkerwijze verband hoeft te houden met de genoemde speelsoort.
2. Een speelwijze van de tegenspelers, welke dient om een betekenis over te dragen, die eerder op afspraak dan op gevolgtrekking berust.
Deelnemer.
Bij individuele wedstrijden een speler; bij paren wedstrijden twee spelers, die gedurende de wedstrijd partners zijn; bij viertallenwedstrijden vier of meer spelers, die als ploeggenoten samen spelen.
Deelscore.
90 of minder trekpunten, behaald op één gift.
Doublet.
Een bieding, gedaan na een bod van de tegenpartij, waardoor het aantal punten voor het gemaakte of niet gemaakte contract wordt verhoogd (zie artikel 73).
Downslag.
Elke slag, die de partij van de leider tekort komt om het contract te vervullen (zie artikel 73).
Gemiddelde score.
Het rekenkundig gemiddelde van de hoogste en laagste toegekende score.
Gift.
1. Het verdelen van het spel om de handen van de vier spelers samen te stellen.
2. De op deze wijze verdeelde kaarten beschouwd als een geheel, met inbegrip van het bieden en spelen daarvan.
Groep.
Een aantal deelnemers dat, wat wisseling van borden en spelers betreft, onafhankelijk speelt van de andere deelnemers.
Hand.
De oorspronkelijk aan een speler gegeven kaarten of het nog niet gespeelde gedeelte daarvan.
Herstel.
Een regeling, die getroffen wordt om het bieden en het spelen zo normaal mogelijk te laten voortgaan, nadat een onregelmatigheid heeft plaats gehad.
Honneur.
Elke aas, heer, vrouw, boer of tien.
Internationaal matchpunt (I.M.P.).
Een score-eenheid, toegekend volgens de in artikel 74 b opgenomen tabel.
Kleur.
Eén van de vier groepen van 13 kaarten uit het spel, voorzien van een bijzonder kenmerk: Schoppen ( ♠ ), Harten ( ♥ ), Ruiten ( ♦ ), Klaveren ( ♣ ).
Kwetsbaarheid.
De conditie, waarin men is blootgesteld aan zwaardere straffen voor downslagen en waarin men recht heeft op hogere premies (zie artikel 73).
Leider.
De speler, die voor de partij, die het eindbod doet, het eerst de speelsoort van dat bod heeft genoemd. Hij wordt leider nadat het bieden is gesloten.
Manche.
100 of meer trekpunten, behaald op één gift.
Matchpunt.
Een score-eenheid, toegekend aan een deelnemer als resultaat van de vergelijking van zijn score met één of meer andere scores.
Nieuwe gift.
Een tweede of volgende gift door dezelfde speler ter vervanging van zijn oorspronkelijke gift.
Onregelmatigheid.
Een afwijking van de juiste gang van zaken zoals geregeld in de spelregels en de regels van ethiek.
Overslag.
Elke slag, die de leider meer maakt dan voor het vervullen van het contract nodig is.
Partner.
De speler waarmee men als partij speelt tegen de twee andere spelers.
Partij/Paar.
Twee spelers, die samen spelen tegen de twee andere spelers.
Pas.
Een bieding, waarmee een speler te kennen geeft in deze beurt geen bod te willen doen en niet te willen doubleren of redoubleren.
Premies.
Alle punten behalve de trekpunten (zie artikel 73).
Redoublet.
Een bieding, waardoor het aantal punten voor de trekken of downslagen van een bod van de eigen partij, dat door een tegenstander is gedoubleerd, wordt verhoogd (zie artikel 73).
Ronde.
Een deel van een zitting, waarin de spelers niet van plaats verwisselen.
Slag.
De eenheid waardoor de uitslag van het contract wordt bepaald; de slag bestaat als regel uit vier kaarten, één door elke speler in volgorde gespeeld, te beginnen met de voorgespeelde kaart.
Slem.
Een contract om twaalf slagen te maken, zes trekken (genaamd klein slem), of om dertien slagen te maken, zeven trekken (genaamd groot slem); ook de vervulling van een dergelijk contract.
Speelsoort.
De in het bod genoemde kleur of sans-atout.
Spel.
De 52 kaarten, waarmee het bridgespel wordt gespeeld.
Spelen.
1. Het spelen van een kaart uit de hand van één van de spelers met inbegrip van de voorgespeelde kaart.
2. Het geheel van de gespeelde kaarten.
3. Het tijdsverloop waarin de kaarten worden gespeeld.
Straf.
Een verplichting of beperking aan een partij opgelegd wegens overtreding van de spelregels.
Strafkaart.
Een kaart, die voortijdig door een tegenspeler is getoond.
Tegenspeler.
Een tegenstander van de leider.
Tegenstander.
Een speler van het andere paar; een speler van de partij waartegen men speelt.
Trek.
Elke slag die de partij, waartoe de leider behoort, boven de zes maakt.
Trekpunten.
Punten, behaald door de partij van de leider voor het vervullen van het contract (zie artikel 73).
Troef.
Elke kaart van de kleur, waarin het contract wordt gespeeld.
Uitkomst.
De voorgespeelde kaart in de eerste slag.
Verzaking.
Het spelen van een kaart van een andere kleur door een speler, die in staat is te bekennen of aan een voorspeelstraf te voldoen.
Viertal.
Twee paren, die aan verschillende tafels in verschillende windrichtingen, maar voor een gemeenschappelijke score spelen (toegestaan kan worden, dat een viertal uit meer dan vier leden bestaat).
Volgorde.
De orde volgens de loop van de wijzers van de klok, waarin men het recht heeft te bieden en te spelen.
Voorgeschreven kleur.
Iedere kleur, waarvan een speler bij het eisen van een straf, vordert of verbiedt dat zij wordt voorgespeeld.
Voorspelen.
Het spelen van de eerste kaart van een slag.
Wedstrijd.
Een ontmoeting van één of meer zittingen, waarin gespeeld wordt om een winnaar aan te wijzen.
Wedstrijdleider.
Degene, die belast is met de leiding van een wedstrijd en met de toepassing van de spelregels.
Zitting.
Een speelperiode, gedurende welke een bepaald aantal borden moet worden gespeeld.