OMSCHRIJVINGEN:1936: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''OMSCHRIJVINGEN.'''</br> '''TAFEL:''' Een verzamelterm, aangevende de leden, gerechtigd om te spelen aan iedere daartoe gevormde tafel.</br> '''LID:''' Een gegadi...') |
|||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | '''OMSCHRIJVINGEN.'''</br> | + | '''OMSCHRIJVINGEN.'''</br></br> |
'''TAFEL:''' Een verzamelterm, aangevende de leden, gerechtigd om te spelen aan iedere daartoe gevormde tafel.</br> | '''TAFEL:''' Een verzamelterm, aangevende de leden, gerechtigd om te spelen aan iedere daartoe gevormde tafel.</br> | ||
'''LID:''' Een gegadigde, die het recht heeft verkregen, om aan een tafel mede te spelen, hetzij onmiddellijk, hetzij op zijn beurt.</br> | '''LID:''' Een gegadigde, die het recht heeft verkregen, om aan een tafel mede te spelen, hetzij onmiddellijk, hetzij op zijn beurt.</br> |
Versie van 4 aug 2019 om 08:43
OMSCHRIJVINGEN.
TAFEL: Een verzamelterm, aangevende de leden, gerechtigd om te spelen aan iedere daartoe gevormde tafel.
LID: Een gegadigde, die het recht heeft verkregen, om aan een tafel mede te spelen, hetzij onmiddellijk, hetzij op zijn beurt.
SPELER: Elk der vier leden, gerechtigd aan een tafel te spelen. De maat van den leider wordt niet als speler beschouwd.
MAAT: De speler, die de tegenover gelegen plaats aan de tafel inneemt en met wien men een partij vormt tegen de andere twee.
VOLGORDE: De volgorde van het spel is van speler tot speler naar links omgaande, volgens de richting van de wijzers van een uurwerk.
GIFT: Het uitdeel en van de kaarten in volgorde aan de spelers.
BIEDING: Een verzamelterm, die van toepassing is op een bod, een doublet, een redoublet of een pas.
SPEELSOORT: De kleur of "zonder~troef", genoemd in een bod.
TREK: Elke slag, welke door den leider boven de zes wordt gemaakt.
BOD: Een bieding, waarmede een speler zich voor zijn partij verbindt, tenminste zooveel trekken te maken, als zijn bod aangeeft, mits het spel gespeeld wordt in de speelsoort. welke hij noemt en zijn partij de contracteerende partij wordt.
DOUBLET: Een bieding, welke op de juiste wijze gedaan, het gevolg heeft, dat een zeker gedeelte der punten, die gewonnen of verloren zullen worden, verdubbeld worden, in het geval, dat het onmiddellijk aan het doublet voorafgaande bod het contract wordt.
REDOUBLET: Een bieding, die, mits daarna geen bod is gedaan, het gevolg heeft, dat de punten verdubbeld worden, welke door een doublet van de tegenpartij reeds verdubbeld waren.
ONVOLDOEND BOD: Een bod van een kleiner aantal trekken dan noodig is om het voorafgaande bod te overbieden.
TEGENSPELER: Elke tegenstander van den leider.
VOLLEDIGE SLAG: Vier kaarten, één uit elke hand, in één speelronde.
HET VOORSPELEN: Het spelen van de eerste kaart van een slag.
UITKOMEN: De eerste maal voorspelen.
KLEUR BEKENNEN: Het spelen van een kaart in de kleur, waarin is voorgespeeld.
HET VERZAKEN: Verzuimen de kaart bij te spelen, zooals door of volgens de regels van het speeltijdvak wordt vereischt, als men in staat is aan dien eisch te voldoen.
LOSGELATEN SLAG: Een slag, zoodra deze is op genomen en omgekeerd door een speler der partij, die hem gewonnen heeft en waarvan de hand van dien speler is weggenomen.
OVERSLAG: Elke slag, welken de leider boven het in zijn contract bepaalde aantal maakt.
VERLIESSLAG: Elke slag, welken de leider minder maakt dan hij volgens het contract moet maken.
HONNEURS: Aas, heer, vrouw, boer, tien van een troefkleur of elk der azen bij zonder-troef.
SLEM: Groot slem, het winnen van dertien, klein slem, het winnen van twaalf slagen door een partij.
TREKPUNTEN: De punten, welke tellen voor het maken, zoowel van een manche als van een robber.
PREMIEPUNTEN: De punten, welke tellen ten aanzien van het winnen van een robber, maar niet ten aanzien van het winnen van een manche.
KWETSBAAR: Het blootgesteld zijn aan hoogere straffen, indien een aangegaan contract niet wordt nagekomen. De term wordt toegepast op de partij, die een manche heeft gewonnen.
ROBBER: De reeks van spellen, welke eindigt, zoodra een partij twee manches heeft gewonnen.
Omschrijvingen vervat in de regels.
PASSEN: Regel 18.
LEIDER: Regel 19.
NIET BEDOELDE BIEDING: Regel 22.
STRAFKAART: Regel 32.
GESPEELDE KAART: Regel 26, par. 3.