Hoofdstuk II:1932: verschil tussen versies

Uit Spelregels voor tafelarbiters
k (Beveiligde "Hoofdstuk II:1932" ([Bewerken=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet) [Hernoemen=Alleen beheerders toestaan] (vervalt niet)))
 
(geen verschil)

Huidige versie van 1 aug 2019 om 11:34

HOOFDSTUK II. MAATREGELEN VOORAFGAANDE AAN DEN ROBBER.

REGEL 1. VORMEN VAN EN DEELNEMEN AAN TAFELS.
(1) Een tafel heeft vier, vijf of zes leden. Een tafel met zes leden is voltallig.
(2) Elke gegadigde mag zich te allen tijde bij een niet voltallige tafel aansluiten, door zijn wensch daartoe kenbaar te maken.
(3) Een lid van een tafel kan zich bij een andere tafel voegen, maar hij kan niet gelijktijdig lid zijn van meer dan één tafel.

REGEL 2. VOORRANG.
Bij het vormen van een tafel hebben gegadigden, die nog niet gespeeld hebben, voorrang boven hen die wel reeds gespeeld hebben, zoowel ten aanzien van het lidmaatschap, als ten aanzien van het medespelen in den eersten robber. De voorrang tusschen gegadigden met gelijke rechten wordt bepaald door het trekken van kaarten.

REGEL 3. TREKKEN VAN KAARTEN.
(1) Wanneer kaarten getrokken moeten worden, wordt een geschud spel met de beeldzijde naar beneden op tafel uitgespreid. Ieder, die mee mag trekken, trekt een kaart uit het spel. Laat iemand meer dan één kaart zien, of trekt hij een der vier kaarten van een der uiteinden van het uitgespreide spel, dan moet hij overtrekken.
(2) Voorrang of keuze krijgt de trekker van de hoogste kaart. Wanneer even hooge kaarten worden getrokken, is de volgorde-schoppen, harten, ruiten, klaveren.

REGEL 5. KEUZE VAN SPELERS EN MAATS VOOR DEN EERSTEN ROBBER.
Indien alle leden van een nieuw gevormde tafel gelijke rechten hebben, trekken zij allen een kaart. Dat trekken dient voor alle doeleinden op de volgende wijze-de vier, die de hoogere kaarten trekken, spelen in den eersten robber; de twee daarvan met de hoogere kaarten, nemen tegenover elkaar plaats en spelen als maats tegen de twee anderen; de trekker van de hoogste kaart geeft het eerst. In elk ander geval trekken de vier, die den eersten robber spelen, voor maat en gift.

REGEL 5. AANWIJZING VAN SPELERS EN MAATS VOOR DEN VOLGENDEN ROBBER.
Aan het einde van elken robber moet eerst plaats aan de tafel worden gemaakt voor elk lid, dat wacht om te spelen, en - zoo lang de tafel nog niet volledig is - voor elken gegadigde, die, voor dat een kaart is getrokken voor de aanwijzing van spelers of maats, zijn wensch uit, om aan de tafel deel te nemen.
Bij de aanwijzing onder hen, die den laatsten robber speelden, van de twee of meer, die kunnen doorspelen, wordt voorrang gegeven aan ieder, die een kleiner aantal opeenvolgende robbers heeft gespeeld, terwijl tusschen hen met gelijke rechten door het trekken van kaarten wordt beslist.
De vier leden, die gerechtigd zijn om te spelen, trekken daarna voor maat en gift.

REGEL 6. KEUZE VAN KAARTEN EN ZITPLAATS.
De gever van het eerste spel van een robber heeft het recht zijn zitplaats te kiezen, alsmede met welke kaarten hij zal geven.
Hij mag zijn maat raadplegen, maar als hij eenmaal zijne beslissing heeft medegedeeld, moet hij daarbij blijven.
De beide spelers van de tegenpartij mogen daarna hunne plaatsen kiezen. (Toevoegsel N.B.B.)